Herinneringen aan de Proppesteeg door Jaap de Witte.
In 1953 werd ik er geboren en ik woonde er tot m'n 24ste, in de Hein Tuijpstraat die beter bekend stond als de Proppesteeg op nummer 16. Op de hoek naast de Bootsmansteeg, met 4 zusters, 3 broers en m'n ouders Jan Schilder (de Bul) en Aagje Tol.
Ik loop er nog weleens doorheen, het is er erg veranderd. Het ouderlijk huis heeft na het vertrek van m'n ouders veel bewoners gekend en staat er momenteel een beetje zielig bij. Het is 'n oude buurt maar ons huis werd 50 jaar geleden verbouwd/gerenoveerd en is dus relatief 'jong'. Wat het sterkst opvalt als ik het over verandering heb is dat 'het leven' eruit is.
Natuurlijk zullen de mensen die er nu wonen het er naar hun zin hebben; de straat is autovrij en vredig maar het verschil met vroeger is groot en dat is gewoon het tijdsbeeld. Net zoals overal in Volendam waren in mijn jeugd de gezinnen groot en de huizen klein, het leven op straat was dus ook een beetje noodzaak maar het werd ook normaal gevonden.
Op maandag stond de buurt vol met roopstokken die de waslijnen omhoog hielden voor een optimaal droogresultaat. Als de kinderen niet naar school waren werd er op straat gespeeld. Het bestaat niet meer, het hinkelen, razen (tikkertje), vangen en verlossen, tegeltrappen en vlagveroveren.
Als het redelijk weer was speelden er soms tientallen kinderen op straat. Ook de ouderen zetten vroeger gemakkelijker 'n stoel op de stoep op zomeravonden of stonden in een groepje buiten om de laatste ontwikkelingen in het dorp te bespreken. Het ontbreken van verkeer en geparkeerde auto's maakte het ook een stuk eenvoudiger. Ik zag de eerste auto bij ons in de straat toen ik 10 was, ze konden er ook nauwelijks komen.
Ik weet niet veel van namen, feiten en data als het om onze buurt gaat maar wel dat het er goed wonen was. De straat en omgeving was een soort microkosmos. M'n vader en twee van mijn broers waren visser, de haven lag op 1 minuut lopen. Onze school stond aan het einde van de straat, op 30 seconden lopen. M'n zussen werkten als bijbaantje bij cafetaria Kippie of in het oude postkantoor, ook 30 seconden lopen. De kruidenier, de melk- en groenteboer, 1 minuut lopen en al je vrienden woonden in de straat of in die d'r naast. De wereld was klein en veilig.
Wij, de jongens van de Proppesteeg en de aangrenzende Jozefstraat, waren al gauw een grote vriendenploeg van 15 tot 20 jongens. De straat en de haven waren ons territorium. Een dierbare herinnering uit die tijd is het zwemmen in de haven. Het was onze zwemles. Als je 'n jaar of 8 was begon je op het schelpenstrandje bij het misthoornhokje.
De zeebodem liep daar geleidelijk af zodat je steeds een stukje verder kon. Als je dan dacht dat je er klaar voor was mocht je in de haven duiken vanaf 'n havenpaal. Het havengat of de haven in de lengte of de breedte overzwemmen waren de volgende examens:
De afstand, heen en terug, naar het eerste baken richting Marken was de ultieme test en alleen voor de oudste jongens.
Even over tijdsbeeld, wat nu bijna niet meer voor te stellen is, is dat we bij het schelpenstrandje vaak om dode katten en honden heen moesten lopen en zwemmen. Dat kwam zo:
Aan het begin van het noordelijke havendijkje stond een betonnen glijbaan van een meter breed, in de volksmond 'De Zulbak'. Deze liep vanaf de straat naar de zee en hier werden huisvuil, puin van verbouwingen en blijkbaar ook dode huisdieren gewoon in zee gestort. Als de wind ongunstig stond dreven de opgezette kadavers vrolijk naar onze zwemschool.
In de Proppesteeg was toen de omgang met buren, zoals overal, intensiever dan nu. Vaak moest ik als kind wat vers gevangen vis naar de wat oudere buurtbewoners brengen en ook de uitwisseling van 'lestjes' eten was vrij normaal. Groepjes mensen die met elkaar stonden te praten waren ook een vast deel van het straatbeeld. Als ik aan buren denk heb ik nog een bijzondere herinnering. Nog eentje dan..
Ooit heb ik 'n heuse heldendaad verricht. Ik was 13 en pakte 's morgens m'n fiets van het achtererf om naar school te gaan toen ik verontrustende kreten hoorde vanuit de keuken van de buren.
Links van ons woonden twee vrouwen, Trijn en Aal Jonk of Van Lieverd zoals hun bijnaam was. Trijn was toen al op leeftijd en de tante van Aal die van middelbare leeftijd was. Het waren mensen van onbesproken gedrag die een rustig leven leidden.
Ik rende hun achtererf op. De keukendeur stond open en binnen trof ik twee hysterische vrouwen aan die vertwijfeld probeerden 'n brandje te blussen. In een ouderwets kookplaatsje onder een schoorsteen stond 'n petroleumstel dat vlam had gevat, waarschijnlijk door gemorste petroleum. De jongste vrouw probeerde een kleedje dat ook al brandde onder het petroleumstel uit te trekken.
Het hele geval kantelde en brandstof die eruit stroomde vatte ook vlam. Toen een boven hangend gordijntje ook in brand vloog werd het nogal serieus. De oudere vrouw had gelukkig al water in een emmer laten lopen. Aal had zich teruggetrokken van de bluswerkzaamheden. Ik trok het brandende gordijntje en kleedje weg en gooide het water richting het vuur....
Later kreeg ik 'n knaak van de dames Van Lieverd maar wat ik nog leuker vond was dat ik in de NIVO kwam. Ik was een oplettende buurjongen die door moedig ingrijpen erger had weten te voorkomen. In latere jaren ben ik door mijn beroep van muzikant nog ontelbare keren in de dorpskrant genoemd maar nooit meer was ik zo trots. En zo zijn er nog veel meer herinneringen, en gelukkig overwegend mooie.
Als ik het zou moeten samenvatten zou ik het doen met een zin van Van Kooten en De Bie:
"Toen was geluk heel gewoon"
Jaap schilder (de Witte)