Eind maart van het jaar 1896 werd de bevolking van Volendam hevig opgeschrikt door een verschrikkelijk dramatische scheepsramp op de Noordzee bij Terschelling, waarbij van drie verschillende botters in totaal zeven Volendammer vissers zijn verdronken. Iedere familie werd wel getroffen. Deze gebeurtenis had een grote impact op ons dorp en ingrijpende gevolgen voor de visserij. Door de omvang van de ramp kreeg een schipbreuk later in het jaar, in november 1896, minder aandacht. Daarbij kwam een Volendammer visser, die voer op een Katwijker bomschuit, te verdrinken op de Noordzee, na te zijn overvaren door een groot stoomschip. De gevolgen voor de getroffen familie waren niet minder ernstig. Het slachtoffer betrof een zekere Bruin Steur.
Wie was deze Bruin Steur?
Bruin Steur werd geboren op 13 oktober 1854 en was een zoon van Kees Steur en Aafje Snoek; Aafje werd wel bijgenaamd: ‘Aafje Salomons’. Zij woonden op de hoek van het Kerkeplein en de Kerketrap, waar Aafje Snoek een winkeltje dreef in allerhande benodigdheden voor het maken en herstellen van (onderdelen van) het Volendammer kostuum.
ees Steur was visser van beroep en, zoals in die tijd te doen gebruikelijk, zal hij zijn zoon Bruin als jong ventje hebben meegenomen als schippersknechtje op de botter. Als knechtje lag je taak dan voornamelijk in het vooronder: de vuurduivel (potkachel) brandende houden, de bedden in de kooien opmaken; ook het verzorgen van het eten kwam voor rekening van de schippersknecht; zoals brood snijden, aardappelen schillen en koken, een zootje vis uit het ruim scheppen en mee laten koken en als het klaar was alles bij elkaar op het gatemetiel met een kopje boter in het midden; al dat soort klusjes. Op wat oudere leeftijd, met 14 of 15 jaar, werd je dan vissersknecht. Meestal bleef je eerst nog een tijdje bij je vader vissen, later werd je ook wel uitbesteed bij een oom of een kennis. Dan kwam je aan dek en werkte je echt mee aan de visvangst: de netten uitgooien en de volle netten weer ophalen, de vis lossen, het want spleten en hoeken, netten boeten, de zeilen hijsen, enzovoort; dat soort voorkomende klussen.
Bruin Steur monstert aan op Katwijker bomschuit
Tegen het einde van de 19e eeuw moet er een mindere tijd in de visserij geweest zijn, misschien was er een andere reden, maar Bruin Steur is op een gegeven dag zijn heil elders gaan zoeken en stapte op bij een schipper in Katwijk aan Zee. In een oude krant las ik een bericht, dat in juni van het jaar 1896 tussen de 100 en 125 vissers uit Volendam en Marken naar Zuid-Holland gingen, o.a. om in de vissersplaatsen aan de Noordzee (Scheveningen, Katwijk, Noordwijk) aan te monsteren op een logger of een bomschuit. Anderen werden zeeman/ matroos op een schip van de Grote Vaart en bevoeren vanuit o.a. Amsterdam zo’n beetje alle wereldzeeën. Bruin Steur voer op een bomschuit, waarmee de Katwijkers indertijd op de Noordzee voeren. Zij visten vooral op haring.
In vergelijking met de Volendammer botters hadden bomschuiten een romp die ronder was en ook breder; de verhouding van lengte en breedte was 2 : 1. Daardoor waren ze heel stabiel en konden alle zeeën bevaren en onder alle omstandigheden. Er werd voornamelijk gevist op haring met behulp van drijf- en sleepnetten. De bomschuit was een trage zeiler, maar het voordeel daarvan was, dat de bemanning ruim de tijd had, om al tijdens de reis de haringen aan dek te kaken en te zouten. De schepen hadden een platte bodem, zodat zij konden aanleggen op het strand. Daarbij hadden ze nog weleens de hulp nodig van trekpaarden, dezelfde die de schepen bij het uitvaren ook weer tot over de branding de zee in trokken. Zodra zo’n ‘bom’ het strand was opgegleden, werd de vis verhandeld. Meestal aan vrouwen, die het dan uitventten in Katwijk en omgeving. Zo moet het ongeveer ook gegaan zijn met de bomschuit, waarop Bruin Steur viste.
Katwijk 6 lijdt zwaar schipbreuk
Bruin Steur voer op een schip met de naam ‘Eduard Sebastiaan’ en deze had het registernummer KW 6 (Katwijk 6). Schipper was Dirk van der Plas. In november 1896 vond op de Noordzee een ernstige scheepsramp plaats met dramatische afloop. Vanuit Lowestoft aan de zuidoostkust van Engeland voer de Katwijk 6 met een lading vis terug naar de thuishaven Katwijk aan Zee. Maar in de avond van 13 november, ‘s avonds om 22.20 uur, enkele mijlen voor de kust tussen Scheveningen en Hoek van Holland, werd de KW 6 overvaren door het Nederlandse stoomschip Minerva, komende van Amsterdam. Het was al laat in de avond, dus aardedonker, slechte omstandigheden om nog mensen uit zee te kunnen redden, wat ook niet is gelukt. Aan boord van de Katwijker bomschuit waren tien bemanningsleden, die alle tien in de golven zijn omgekomen. Ook Bruin Steur behoorde tot de slachtoffers van deze ernstige schipbreuk. Zijn lichaam is nooit teruggevonden; hij werd daarom als vermist opgegeven, met alle gevolgen van dien. Op de volgende pagina de kaart van Engeland met aan de zuidoostkust de vissersplaats Lowestoft.
In de registers van de Burgerlijke Stand van Edam is waarschijnlijk vanwege de langdurige vermissing geen acte van overlijden van Bruin Steur ingeschreven.
Zelfs werd geen correspondentie gevonden tussen de burgemeester van Katwijk en zijn collega in Edam.
Opvarenden van de "Eduard Sebastiaan"
Vrouw bleef achter met vier jonge kinderen
Bruin Steur, ook wel bijgenaamd ‘Bruin van Ant se Kees’, was op 15 augustus 1880 getrouwd met Geertje Buijs. Zij woonden op het Doolhof en zijn later verhuisd naar de dijk. Uit hun huwelijk werden zeven kinderen geboren. Ten tijde van de schipbreuk in 1896 bestond het gezin nog uit vier kinderen, drie meisjes en een jongen. Eerder waren drie kinderen overleden, van wie twee als baby. Het laatste was in september 1896 geboren, minder dan twee maanden vóór de scheepsramp! Moeder Gaartje Buijs bleef dus achter met vier jonge kinderen. Er bestonden in die tijd nog geen sociale voorzieningen als de weduwen- en wezenwet (nu nabestaandenwet). In zulke gevallen, waarbij de man kwam te overlijden en er dus geen inkomsten meer waren, verviel het gezin binnen de kortste keren in grote armoede. De weduwvrouwen moesten dan met diverse klusjes aan inkomsten zien te komen om hun gezin te kunnen onderhouden; voor het overige was men afhankelijk van familie, buren en kennissen.
Uitkering van de verzekering
In tegenstelling tot de situatie in Volendam, bestond er bij de Katwijker vissersvloot blijkbaar wel een soort van verzekering, ten goede van weduwvrouwen van schipbreukelingen. Net als de andere omgekomen vissers gold Bruin Steur als vermist, wat betekent, dat er in theorie nog een kans bestond, dat hij in leven zou zijn. Gaartje Buijs kwam dus vooralsnog niet in aanmerking voor een uitkering. Via een dagvaarding werd Bruin Steur aangezegd te verschijnen bij de rechtbank in Haarlem. Hij zou in zijn plaats ook iemand mogen sturen, die namens hem mocht melden, dat hij nog in leven was. De oproep moest driemaal plaats vinden. Toen er na de derde keer nog geen levensteken was, werd Bruin Steur uiteindelijk door de rechter doodverklaard, als zijnde omgekomen bij de schipbreuk van 13 november 1896. De doodverklaring moet omstreeks 1902 uitgesproken zijn, vijf jaar na de ramp. Met het bewijs van dat rechterlijk besluit kon Gaartje Buijs naar de verzekeringsmaatschappij in Katwijk aan Zee voor haar rechtmatige weduwenuitkering.
‘De Rijke Weduwe’
Of het niet al erg genoeg was, wat zij gedurende die tijd heeft moeten doormaken (man verloren, alleen achterblijven met vier kleine kinderen, geen inkomsten, rechtszaken) werd Gaartje Buijs in Volendam vanwege die uitkering ook nog enigszins onheus bejegend; zij werd ‘de Rijke Weduwe’ genoemd, maar dat zal meer geweest zijn uit jaloezie. In Volendam had men regelmatig te maken met schipbreuken en schipbreukelingen, met als gevolg dat vrouwen alleen achterbleven, maar geen uitkering kregen. Overigens zal die uitkering uit Katwijk echt geen vetpot zijn geweest. Misschien waren zij ook wel jaloers, omdat Gaartje Buijs het had aangedurfd, om haar rechten en belangen via de rechter af te dwingen. Ofwel vonden zij haar ‘schrokkig’. Vermoedelijk is de rechtszaak een gezamenlijke actie geweest van de getroffen vrouwen en moeders (er waren enkele hele jonge jongens onder de slachtoffers) van alle tien slachtoffers en waarschijnlijk is Gaartje Buijs in die actie meegegaan. Hoewel zij allemaal die rechten hadden, deden Volendammers zoiets niet zo graag en een dergelijke actie was zeker niet iets voor vrouwen.
Het eerste deel van een gerechtelijke aankondiging met een tweede dagvaarding voor Bruin Steur, om zich op 26 november 1901 te melden bij de rechtszitting van de arrondissements-rechtbank te Haarlem in het Paleis van Justitie aan de Jansstraat in Haarlem. In het laatste deel van deze dagvaarding wordt verhaald over de schip-breuk in november 1896 op de Noordzee, waar het schip van Bruin Steur werd overvaren en waar hij vermist is geraakt. Hierin wordt als schipper Klaas Zwart genoemd. Bij het lezen zal er waarschijnlijk wel een loep aan te pas moeten komen.
Overzicht van het gezin van Bruin Steur en Geertje Buijs:
Bruin Steur
‘Bruin van Ant se Kees’ ● 13-10-1854
† 13-11-1896
x 15-08-1880
Geertje Buijs
‘de Rijke Weduwe’
● 27-02-1859
† 24-03-1922
Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren:
Maartje Steur ● 03-05-1882 † 30-03-1919 x 29-08-1909 Jan Tuijp ‘Lange Jentje’ ● 01-11-1880 † 29-03-1960
Antje Steur
● 15-03-1888 † 01-06-1949 x 13-06-1909 Jan Veerman ‘Jan Pen’
● 30-10-1884 † 24-06-1935
Aafje Steur
● 02-11-1884 † 17-01-1905
doodgeboren jongetje
● 24-02-1893
Grietje Steur ● 25-10-1886 † 01-03-1887
Jan Steur ‘Jan Dobbel’ ● 10-08-1894 † 13-09-1931 x 11-10-1924 Geertje Bond
● 02-11-1898 † 28-09-1965
doodgeboren jongetje
● 23-09-1896
● = geboortedatum † = overlijdensdatum x = trouwdatum
Bij vermissing van de man niet meer trouwen
Er was nog een andere vervelende bijkomstigheid bij een vermissing. In die tijd trouwden veel vrouwen die weduwe waren geworden met een andere man, vaak ook een weduwnaar. Het was economische en opvoedkundige noodzaak: de man zorgde voor de inkomsten, de vrouw kon daarmee haar eigen kinderen en die van de man onderhouden en tevens kon zij de kinderen verzorgen. Maar, zolang je man als vermist bleef opgegeven, kreeg je van de kerk geen toestemming om opnieuw te trouwen. En in die streng godsdienstige tijd was dat voor de katholieke kerk blijkbaar heel belangrijk, belangrijker dan het lot van de getroffen families: ‘Wat God verbindt, mag de mens niet scheiden’, was de stelregel. Nadat haar man Bruin Steur door de rechter was doodverklaard, was Gaartje Buijs automatisch vrij om opnieuw in het huwelijk te treden. In april 1907 trouwde zij voor een tweede keer met Klaas van Vlaanderen, ‘Does’. Hij was weduwnaar van Anna Hansen, die op slechts 32-jarige leeftijd was komen te overlijden, misschien wel in het kraambed met een kindje. Klaas bleef na het overlijden van zijn vrouw achter met drie kinderen, twee meisjes en een jongen, in de leeftijd van 5, 3 en 2 jaar. Na het overlijden van de moeder werd het jongetje opgenomen bij een tante. De meisjes gingen naar een kostschool, annex weeshuis bij de nonnen in Woerden, in de provincie Utrecht. Daar werkten in die tijd ook Volendammer nonnen en misschien was daar wel een bekende van de familie bij. Gaartje Buijs hoefde dus niet de kinderen van de man te verzorgen, alleen haar eigen kinderen. Haar twee dochters Maartje en Antje trouwden twee jaar later, allebei in 1909; haar zoon Jan (‘Jan Dobbel’) bleef nog een tijdje; hij trouwde pas laat, in 1924. Klaas van Vlaanderen en Gaartje Buijs woonden aan de HJ Calkoengracht. Samen kregen zij geen kinderen. Gaartje Buijs was een dochter van Jan Buijs en Maartje Pooijer en werd geboren op 27 februari 1859. Zij overleed op 24 maart 1922 op 63-jarige leeftijd. Haar eerste man Bruin Steur was pas 43 jaar, toen hij kwam te verdrinken.
Foto boven: Het gezin van Bruin Tuijp ‘Kit’ en Neeltje Plat. Achteraan staan v.l.n.r.: 1. Gaar, 2. Marie, 3. Huibje, 4. Jan, 5. vader Bruin, 6. Aaf, 7. Jan en 8. Nel; vooraan links 9. Maartje, in het midden 10. moeder Neeltje Plat en rechts 11. Klaas. Er was al eerder een Huibje geboren; zij was net 6 maanden toen zij kwam te overlijden. Door vader Bruin werd zij altijd nog meegeteld. Wanneer in gezelschap werd gesproken over zijn gezin vertelde hij, dat er 10 kinderen waren geweest, maar dat een dochter Huibje als baby was overleden. De meeste kinderen worden naar hun vader met ‘Kit’ bijgenaamd. De foto is gemaakt bij het huwelijk van Nellie. (Grote) Jan was hiervoor overgekomen uit Amerika, waar hij intussen alweer jaren woont. Vader Bruin is vernoemd aan zijn bap Bruin Steur, de visserman die omgekomen is bij de scheepsramp in november 1896 op de Noordzee. Alle andere Bruinen in de familie zijn direct of indirect vernoemd aan diezelfde Bruin Steur.
Klaas Tuijp, ‘Kitte’, en Jannetje Keizer met hun oudste drie kinderen; vanaf links zijn dat: Maartje, op schoot zit Annie en rechts Siem.
Het gezin van Jaap Zwarthoed, ‘Jaap de Beer’, en Aafje Tuijp.
Uit het huwelijk van ‘Jaap de Beer’ en Aafje Tuijp werden 7 kinderen geboren, 5 jongens en 2 meisjes. Het oudste jongetje, een Jaap, geboren 8 november 1940, overleed op 21⁄2-jarige leeftijd in juni 1943 aan difterie; de penicilline was toen nog niet uitgevonden. Toen kwam Jan, ‘Jan de Beer’, geboren 14 september 1942, inmiddels overleden op 14 mei 2012. Het jaar daarna, in november 1943, zou weer een kind worden geboren, maar het meisje kwam levenloos ter wereld, op 8 november. De volgende kinderen waren Jaap, geboren 8 september 1945; Bruin, geboren 15 februari 1947; Maart, geboren 15 december 1948 en Gerrit, de jongste, geboren op 30 juni 1953. De kinderen worden bijgenaamd naar hun vader met ‘Beer’ of ‘de Beer’. Zij woonden aan de Schippersgracht.
De foto op de volgende pagina is gemaakt bij de viering van het 25-jarig huwelijksfeest in oktober 1964.
Aafje Tuijp is overleden op 20 augustus 1987 op de leeftijd van bijna 72 jaar; ‘Jaap de Beer’ overleed op 15 januari 1997; hij werd ruim 82 jaar.
Jan en Antje kregen 6 kinderen, van wie 4 zoons en 2 dochters. De oudste dochter, een Maartje, werd slechts 6 maanden oud. De anderen waren ‘Bruin Pen’, ‘Gerrit Pen’, ‘Gaartje Pen’, ‘Evert Pen’ en Jan, bijgenaamd ‘de Stamper’. Het gezin woonde aan de Calkoengracht.
‘Jan Pen’ werkte als matroos op de Grote Vaart. In september 1914, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, voer hij op het Nederlandse stoomschip Tristan en was hij betrokken bij de redding op de Noordzee van de bemanning van drie Engelse kruisers, die kort na elkaar door Duitse torpedo’s waren getroffen en binnen enkele minuten zonken. De Tristan kon 114 van de Engelse mariniers in redding brengen. Van de in totaal bijna 2300 opvarenden verdronken er 1460!
Met dank aan Evert Koning, Crelis Tuijp, Garie Tuijp ‘Kit’, Maart Tuijp ‘Kitte’, Maart Zwarthoed ‘Beer’, Jan Jonk ‘Pen’, Geer Steur en het Katwijks Museum voor hun bereidwillige medewerking.
Vriendelijke groet van Jan Schilder ‘Vik’