In het zonnetje

Jessica Schilder wint een gouden medaille op het WK in München!

Jessica Schilder pakt goud op het WK met kogelstoten! Lees hier het interview wat de redactie van het Bedakkertje had met Jessica in 2021. 

Interview Jessica Schilder

Na Carla Braan (1976) en Jan Keizer (1984) wordt Volendam deze zomer op de Olympische Spelen vertegenwoordigd door kogelstootster Jessica Schilder. Voor ons interview schuif ik gezellig aan bij de familie Schilder. Niet alleen Jessica, maar ook haar ouders Louis en Angelica zijn enorm blij en trots dat het is gelukt: een ticket voor Tokio. Op de EK indoor in Toruń in Polen vestigde de atlete afgelopen maart niet alleen een persoonlijk record maar plaatste ze zich ook direct voor de Spelen die in de Japanse hoofdstad plaatsvinden. Zondag 26 juni werd Jessica ook nog Nederlands Kampioen.

Jessica (22) draagt een ketting met daaraan de Olympische ringen. Dit mooie sieraad heeft ze gekregen van juwelier Schilder-Vlugt na haar plaatsing, net als talloze leuke reacties.

Jessica: Te veel leuke reacties om op te noemen. Van docenten, zowel van de basisschool – de Sint Nicolaas – als van het Don Bosco College. Maar ook van mensen uit Duitsland en Wit-Rusland bijvoorbeeld. Dat zijn mensen die mij volgen, mijn fans als het ware.
Louis: Iemand stuurde een bericht via Facebook om te vragen naar haar 'autogramadresse'. Ik wist dat ‘autogram’ handtekening betekende maar ik had hiervan nog nooit gehoord. Die persoon dacht dat er een fanshop of iets dergelijks was waar ze een kaart met daarop een handtekening van Jessica kon kopen.

Jessica: Mensen vragen wel eens om een poster met handtekening maar dat ga ik niet doen.

Je ouders zijn gezellig aangeschoven en duidelijk heel trots en betrokken. Van wie bi je er ien?
Jessica: Van Louis Schilder en Angelica Sier. Mijn vader is bekend van de kledingwinkel Lou & Mi. Mijn moeder is de dochter van Japie Sier (Split) van banketbakkerij Sier in de Burgemeester van Baarstraat. Mijn broer en ik hebben allebei al uitgesproken dat wij de kledingwinkel niet overnemen. Hij heeft ambities als advocaat en ik natuurlijk in de sport.

In Polen heb je je geplaatst voor de Olympische Spelen in Tokio deze zomer. Dat moet toch enorm spannend zijn geweest, want het moest op dat moment gebeuren. Hoe heb je dat toernooi beleefd?
Jessica: Zucht. Het was echt megaspannend. Op het EK heb je eerst een kwalificatieronde waarbij je je kunt plaatsen voor de finale de dag erna.

De kwalificatie-eis voor de finale was een afstand van minimaal 18,40 meter, aangegeven middels een gele lijn. Je hebt 3 pogingen om deze afstand te stoten. Als je het haalt, al is het bij poging 1, dan ben je direct klaar en geplaatst voor de finale. Echter, die eis is zo hoog dat niet iedereen dat kan stoten. Dan kan de finale worden aangevuld met de besten die daar net onder zitten. Er is plaats in de finale voor 8 mensen. Stel dat maar 6 de afstand halen, dan wordt het veld aangevuld met de 2 best presterende deelnemers die daarna komen. Mijn eerste poging was 18,29 meter, een persoonlijk record. Mijn trainer Hans Arnhard had me van tevoren gezegd dat als ik 18 meter zou stoten, ik sowieso door zou zijn, omdat niet iedereen dat zou kunnen halen. Hij heeft afgelopen EK's geanalyseerd en weet zodoende wat het gemiddelde ongeveer zal zijn en wat ik moet stoten. Maar ja, het komt er wel even op aan. Het was bovendien mijn eerste deelname aan een EK voor senioren. Toen we op het bord keken bleek dat iedereen heel goed aan het stoten was en het nog helemaal geen gelopen race was. Voor mijn laatste poging twijfelde ik echt of het zou lukken. Ik stond op dat moment zesde en iedereen had nog een laatste poging. Ik ging er gewoon voor en ik stootte 18,48 meter ver. Ik was direct gekwalificeerd voor de finale, echt geweldig. En ook wel fijn, omdat die kwalificatie op donderdag was en het toernooi tot zondag duurde. Anders zit je nog dagenlang te balen en daar zit je niet op te wachten. De dag erna stond ik in de finale en dat was best heftig. Het besef dat je daar staat te midden van de beste 8 van Europa.

Voorafgaand aan de kwalificatie kom je met z'n allen – 17 vrouwen in totaal – in een zogenaamde ‘call room’, een soort tent met stoeltjes waar je samenkomt voordat je het atletiekterrein op loopt. In die call room wordt alles gecontroleerd, zoals je schoenen en je kleding op verborgen gewichten of dubbele zolen. Ze checken of je geen elektronica of verboden reclame draagt. Een heel streng protocol. Voor een iets te groot reclamelogo kun je al gediskwalificeerd worden. Ik ben dan altijd bang dat ik iets vergeten ben haha! Nu was ik daar de jongste met mijn 21 jaar en kreeg ik enkele blikken van de andere dames van 'wie ben jij en wat doe jij hier?' Voor de finale kwamen we met de 8 finalisten samen en waren die blikken veranderd in 'hee, wat leuk dat jij hier ook bent'. Dat was leuk om te zien, vooral omdat er ook vrouwen bij zitten naar wie ik opkijk. Christina Schwanitz was er, zij is 13 jaar ouder dan ik en heeft al zoveel gepresteerd. EK's en WK's gewonnen, al 3 keer een Olympische Spelen meegemaakt. Zij is al die protocollen al gewend en heeft alles al een keer meegemaakt. Voor mij is het heel bijzonder dat ik dan ineens tegenover haar zit. Iemand die ik alleen van tv en filmpjes ken. Het spookte de hele tijd door m'n hoofd dat ik om een foto moest vragen, maar dat doe je natuurlijk niet tijdens een wedstrijd. Bovendien ben je erg gefocust op jezelf. We hadden een begeleider mee, het hoofd van de atletiekunie. Hij vroeg hoe het ging en voor de kwalificatie gaf ik aan dat ik veel last had van zenuwen. Volgens hem was dat logisch, want het was mijn eerste seniorentoernooi en je komt hier al je idolen tegen. Hij zei: 'Weet je wat we doen? Je gaat straks 5 minuten om je heen kijken om te zien wie er allemaal zijn. En daarna concentreer je je op jezelf''.

Je had het over de strenge controles. Bestaan er veel regels met betrekking tot je materiaal?
Jessica: Best wel. Het is bijvoorbeeld een heel gedoe om een kogel vanuit Nederland naar het buitenland te krijgen. Ze willen zelfs binnenin de kogel kijken om te checken of er geen drugs in zitten. Voorafgaand aan een toernooi ontvang je een formulier waarop staat welke kogels daar aanwezig zijn. Als mijn afmeting daartussen zit dan zorg ik gewoon dat ik die kan pakken. Ik heb nogal kleine handen, die heb ik geërfd van mijn vader. Maar dan heb je dus ook een kleinere kogel nodig, anders ligt hij niet lekker in je hand.

Louis: Het is millimeterwerk. Het varieert van 105 tot 112 mm.
Jessica: Daarnaast zit er verschil in het materiaal waarvan de kogel gemaakt is. Al met al is het veel gedoe om zelf een kogel mee te nemen. Tijdens de wedstrijd stond er een kar met twee rekken met daarop alle kogels waaruit je kon kiezen. Bovenaan lagen de grote kogels en onderop lag één kleintje. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat iemand die speciaal voor mij apart had gelegd. Je mag er niet eentje claimen dus het is zaak dat je elke ronde de juiste kogel pakt. Je moet echt aanvoelen of deze goed in je hand ligt. Als de kogel te groot is drukt hij niet op je palm maar op je vingers waardoor hij over je vingers kan glippen. Bij die kwalificatie zocht ik om die reden telkens dezelfde kogel uit. Er staat een nummer op dus dat gaat redelijk makkelijk. Dat nummer noteren ze als er een record wordt gestoten. Alles wordt gecontroleerd. Ik heb tape om mijn vingers zodat ze niet achterover klappen. Dan wordt ook gecheckt of mijn vingers niet aan elkaar zijn getapet. Dat zorgt immers voor een groter, steviger draagvlak voor de kogel.

Toen stond je dus in de finale van het EK.
Jessica:
 Klopt. Helaas ging de eerste worp een beetje mis. Foutje in mijn techniek, zo zag ik later. Op dat moment was ik erg blij dat mijn trainer niet zei wat er fout was gegaan. Daar was ik heel onzeker van geworden. We hebben daar zo lang en hard op getraind en als dat misgaat, dan gaat meteen de hele draai mis. Dat bleek ook zo te zijn. Als mijn trainer op dat moment had gezegd: “Jessica, je maakt weer dezelfde fout,” dan had ik dat mentaal niet getrokken. Maar hij voelde dat goed aan en zei dat ik het nog een keer moest proberen. Toen lukte het wel. In de finale heb je geen 3 maar 6 pogingen en mijn tweede, derde en vierde stoot waren allemaal verder dan 18 meter. De Olympische limiet voor Tokio was 18,50 meter, nog 10 cm verder dan de limiet voor de EK- finale.

Louis: Na de eerste 3 pogingen wordt de volgorde bovendien omgedraaid. Dus degene die als achtste stootte is daarna weer de eerste, zodat niemand bevoordeeld of benadeeld wordt. Als je telkens als eerste moet is dat namelijk erg nadelig.

Jessica: Als je wat later aan de beurt bent kun je je focussen op de afstanden die al zijn gestoten. Dat is fijn. Na mijn vierde poging zei Hans: “Je zit al bij de top 8 van Europa. Dat was je doel toen je hierheen kwam. We hebben nog twee pogingen, probeer iets. We zien wel hoever die kogel komt. Gewoon gokken.” Dus ik denk 'gokken'? Dan ga ik juist fouten maken. Het toeval wilde echter dat op dat moment de 400 meter hardlopen begon. Normaliter moeten wij dan even wachten tot na de start. Maar nu maande de official mij tot verdergaan. Achteraf zorgde die verwarring ervoor dat ik even was afgeleid van de spanning van het moment. Ik stootte die kogel voor mijn vijfde poging en zag hem landen tussen de 18 en 19 meterlijn, meer richting de 19. Dus ik dacht 'klopt dit nou' en keek naar de official. Hij stond daar met een wit en rood vlaggetje in zijn handen. De vlaggetjes bleven omlaag dus de stoot was geldig. Ik stapte die ring uit en zag hoe ze de afstand aan het meten waren. De afstand verscheen op het bord en ik zakte direct in elkaar. Huilen. Ik mag naar de Olympische Spelen! Officieel moest ik daarna nog een poging doen maar ik was zo emotioneel. Voor mijn gevoel huilde ik zo hard. En omdat de 400 meter net gestart was, was het doodstil in dat stadion dus op een gegeven moment hoor je mij zo'n uithaal geven. Iedereen die nu op tv of via een livestream zit te kijken hoort mij nu op de achtergrond huilen, dacht ik.

Louis: Het waren zulke mooie beelden. Wij kennen Jaap de Groot via de stichting Ringen om Volendam en hij zei ook: “Je gelooft niet wat voor een impact dit heeft op iedereen die zit te kijken. Dit is emotie en dit hoort bij de sport. Gigantisch.” 

Angelica: Het was erg bijzonder dat zij op haar leeftijd die Olympische afstand stootte en zich direct kwalificeerde voor de Spelen.

Heel indrukwekkend dat je jezelf tijdens zo'n toernooi ontwikkelt. Dat je begint met een persoonlijk record en daarna zelfs de Olympische limiet haalt.
Jessica: 
Na de kwalificatie kwam een arts van ons team naar me toe om te zeggen dat ik goed bezig was. Ik zei dat ik nog het meest blij was met de 6 extra pogingen in de finale. Dat zijn er natuurlijk meer dan 3 dus je kunt het meer opbouwen. Of als je begint met een ongeldige worp, dan kun je je nog herpakken. Met de zesde poging kon ik amper op mijn benen staan dus ik wist niet goed wat ik moest doen. Als ik nu 13 meter zou stoten, zou ik de worp direct ongeldig maken. Dat doe je door naar voren over een balkje uit de ring te stappen. Maar ik vermande me en stootte achteraf nog best een nette afstand, al had ik de worp wel ongeldig gemaakt. Het lullige was alleen dat ik hierna een enorm gejuich hoorde en dit bleek het Nederlandse team te zijn dat mij aanmoedigde. Voor een ongeldige poging. Het was natuurlijk goed bedoeld en ik vond het enorm lief. Op de Jeugd Olympische Spelen hadden we afgesproken dat ik geen publiek bij mijn wedstrijden wilde, omdat ik daar zenuwachtig van werd. Toen kwam echter het hele team opdagen bij mijn wedstrijd. Nu gebeurde hetzelfde dus het lijkt een beetje een ritueel te worden. Voor mij hoeft het niet. Ik vind 3 mensen, inclusief mijn trainer, meer dan genoeg. Mijn ouders waren er nu door corona voor het eerst niet bij. Uiteindelijk bleek dat ik vijfde was geworden op het EK, dus dat was netjes.

Louis: Nu wordt er rekening met haar gehouden. Dat betekent ook dat ze wordt uitgenodigd voor toernooien in bijvoorbeeld Duitsland zodra die weer doorgaan. Dan hoef je je niet te plaatsen.
Jessica: Er is een protocol waarbij organisatoren van toernooien mensen die geplaatst zijn voor de Olympische Spelen graag willen hebben. Dat zijn immers de bekende gezichten. Een Usain Bolt is bijvoorbeeld een gewilde deelnemer. Of op nationaal niveau Dafne Schippers. Als bekend gemaakt wordt dat zij naar een toernooi komen, dan weet je dat het druk wordt. Ik heb nu een atletenmanager die aan mij vraagt of ik aan een bepaalde wedstrijd wil meedoen. Als ik dat wil, dan zorgt zij dat alles daarvoor geregeld wordt.

Kun je vertellen hoe het is begonnen? Je zat al jong op atletiek. Wanneer merkte je dat je uitzonderlijk goed was in kogelstoten?
Jessica: Nou, dan begin ik met het uitdelen van een complimentje, want mijn vader is heel sterk. Ik had zelf ook de aanleg om sterker te zijn dan mijn leeftijdsgenoten.

Angelica: Maar ze begon nog niet zo jong met kogelstoten, dat is te zwaar voor jonge kinderen. Je begint met balwerpen en dan start je met een kogel van 1 kilo. Toen ze iets ouder was vonden ze haar geschikt voor kogelstoten. Jessica kwam op een dag vrolijk terug van de training en ze zei: “Ma, ik ga kogelstoten!” Ik antwoordde: “Nou, dat dacht ik niet!” Ik vond dat helemaal niks. Het beeld dat je toentertijd van vrouwelijke kogelstoters had was er eentje van grote gebouwen. Als ze jong zijn trainen ze nog in alle onderdelen en Jessica kon zo mooi sprinten, daar genoot ik echt van. Dus toen ze aankondigde te gaan kogelstoten, moest ik wel even slikken. Ik vond dat echt meer mannenwerk, eerlijk gezegd.

Jessica: En ik vond het zo cool. Daarnaast bleef ik sprinten, want dan was mijn moeder blij en kon ik doen wat ik zelf leuk vond haha! Je ziet bovendien aan de nieuwe lichting, de meiden van mijn leeftijd, dat zij niet meer zo fors zijn als die Oostblokkers in vroegere jaren. Je hebt wel postuur, maar dat is spiermassa en geen vet. De knop ging bij mij definitief om in 2012. Toen werd ik voor de eerste keer Nederlands kampioen bij de junioren op het onderdeel kogel in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Daarna werd ik uitgenodigd voor regiotrainingen en kwam ik bij mijn trainer Hans terecht. Hij had bij dat toernooi op de tribune gezeten en zag potentie. Ook omdat hij mij al vaker had gescout. De bondscoach van de werpsporten vond mijn postuur echter niet kloppen voor een kogelstootster. Ik was te klein. Gelukkig zei Hans dat hij iets in me zag en dat hij het wilde proberen. Ik ging vanaf dat moment met hem trainen in het Ookmeer Sportcentrum in Amsterdam. Dat hij potentie zag motiveerde mij natuurlijk ook, samen met de overtuiging dat ik de concurrentie aankon. Als ik bij die toernooien telkens als zesde was geëindigd, dan was ik allang gestopt.

Je hebt naast het sporten ook je VWO-diploma gehaald en studeert aan de Johan Cruijff Academy. Dat is niet niks.
Jessica: Ik zit nu in mijn examenjaar en ben bezig met mijn scriptie. In de derde klas van het Don Bosco zei ik dat ik daarna naar de Johan Cruijff Academy wilde, omdat ik wilde topsporten. Mijn ouders vonden dat prima, als ik maar wel mijn VWO- diploma haalde. Je weet immers nooit wat de toekomst in petto heeft. Het was best zwaar om dat te combineren en ik merkte op de Academy dat het een stuk makkelijk ging. Je krijgt daar veel meer vrijheid en mijn prestaties werden direct beter.

Je was dus al op je 15e vastberaden om dit te gaan doen. Hoe combineerde je dat met je sociale leven?
Jessica: Toevallig ontmoette ik mijn beste vriendin in de derde klas en zij maakte dat proces van dichtbij mee. Ze zei tegen mij dat ze jaloers was op mij, omdat ik zo goed wist wat ik wilde. Zij wist het in de zesde klas nog steeds niet. Mijn toekomst stond op dat moment eigenlijk al gepland. Zelfs meer nog dan ik zelf op dat moment wist. Daar zijn we laatst achter gekomen. De atletiekbond had namelijk al vanaf 2014 een dossier over mij. Leuk dat ik dat nu ook weet!

Angelica: Jessica had bepaalde dingen aangegeven of gezegd en dat hadden ze genoteerd. Nadat ze voor het eerst naar het trainingscentrum in Papendal was geweest was ze bijvoorbeeld erg enthousiast dat ze daar ook kon wonen en leren. Daar schrok ik wel van, want ik wilde mijn kleine meisje liever dichtbij op het Don Bosco hebben. Hier heb ik haar zelf onder mijn hoede en weet ik dat ze goed rust en dat ze goed eet. Toen vond ik haar te jong om voor zichzelf te moeten zorgen. Je moet daar na het sporten zelf zorgen dat er eten op tafel komt. Uiteindelijk is dat toen niet doorgegaan en is Jessica naar het DBC gegaan. Dat vond ik helemaal niet erg.
Jessica: Ik wel. Ik ben daar niet zo bang voor. Als ik straks in Tokio blijf hangen dan vind ik dat ook goed.
Angelica: Maar ook toen al ging ze rechtstreeks op haar doel af. En dat hadden ze dus allemaal genoteerd.
Jessica: Een aantal jaar later zei iemand van de bond eens tegen mij: “In ons dossier zat je nu allang op Papendal.” Het bleek daarnaast dat ze mij op het traject 'Olympische Spelen Parijs 2024' hadden gezet. In 2014 dus al. Dat hebben ze moeten aanpassen, omdat ik nu al ga. Maar het was allemaal al uitgestippeld. Dat ik eerst naar Papendal zou gaan en bepaalde trainingen moest doen om uiteindelijk in 2024 Parijs te halen. Zonder dat ik daarvan af wist.
Ik studeer nu commerciële economie en als ik het haal heb ik gewoon een normaal Hbo-diploma. Wij krijgen echter maar 20% van alle lessen die normaliter gegeven worden. Nu met corona is het misschien nog minder, terwijl we dezelfde toetsen krijgen. Voor mij werkt dat heel goed, want ik sla de informatie beter op wanneer ik er zelf een boek bij pak dan wanneer ik plaats moet nemen in een klaslokaal. Ik zei eens tegen een docent dat ik niet meer naar de les zou komen, omdat ik ging trainen. Bij een oefentoets voor dat vak had ik vervolgens een 3,5 dus die docent vroeg of ik dacht het te gaan halen. Ik zei: “Ik ga dit halen.” En ik haalde een 9 voor het tentamen. Als ze zien dat die methode voor jou werkt dan steunen ze je daarin. Nu in coronatijd klap ik soms ook mijn laptop dicht, omdat ik me niet goed kan concentreren na een zware training. Dan slaap ik een paar uurtjes en kijk ik de les terug of pak ik het boek erbij. Niemand die daarover klaagt zolang je cijfers goed zijn.

Hoe ziet een gemiddelde training er voor jou uit?
Jessica: Winter of zomer haha? In de winter train ik heel zwaar, zo'n 9 keer per week 2,5 uur per sessie. Zaterdag is mijn hersteldag, al werk ik dan ook. Hoe zwaarder de training, hoe vroeger mijn wekker staat. Meestal rond 7 uur, kwart over 7. Dan ontbijt ik en stap rond half 9 in de auto naar Heerhugowaard. Vaak heb ik dan 's ochtends een krachttraining van 2,5 uur. Daarna ga ik met mijn trainer mee naar zijn huis om samen met zijn vrouw te lunchen en mijn huiswerk te maken. Rond een uur of 15.00 of 16.00 nog een training van 2,5 uur en dan ben ik rond 19.00 uur thuis. Dan ga ik warm eten en vervolgens douchen en slapen.

Moeder Angelica tovert een filmpje tevoorschijn op haar mobiele telefoon van een ‘deadlift’ training waarbij Jessica maar liefst 173 kilo optilt onder aanmoediging van haar coach en daarna nog een gewicht optilt en op haar borst laat rusten.

Jessica: En toen kon ik niet meer lopen.
Angelica: Ik vind dit moeilijk om naar te kijken. Bang dat er iets scheurt of dat ze door haar knieën gaat. Hans is er natuurlijk bij en die kent haar door en door. Hij weet wanneer ze het aankan. In het begin ging ik nog wel mee om te helpen, om achter haar te staan. Toen waren de gewichten nog minder zwaar. Zo'n filmpje stuurt ze nu bijvoorbeeld niet meer naar mij toe. Ik vind het te erg.
Jessica: Dit soort trainingen doe ik altijd 's ochtends. Ik ben een ochtendmens. Als je mij dit 's avonds laat doen zak ik door m'n benen. Het liefst ben ik vóór 20.00 uur klaar met al mijn trainingen. Anders heb ik ook geen energie meer om mijn huiswerk te doen. Ik wil dan alleen nog maar slapen.

Louis: We hebben haar ook wel moeten afremmen. Na een toernooi ook, dan wil ze gerust de dag erna direct weer gaan trainen. De trainer en wij vinden dat ze rust moet pakken, dus dan komt er uiteindelijk een compromis: een hersteltraining. Die duurt dan ook wel 1,5 tot 2 uur maar dan doet ze het wel rustig aan. Even alleen die spieren weer onder spanning zetten.

Vind je het moeilijk als mensen in je omgeving je proberen af te remmen?

Jessica: Ja, ik kan echt boos worden. Pas achteraf besef ik vaak dat ze gelijk hadden. Het is voor een deel een verslaving, dat je elke keer wilt doorgaan. Maar het is ook gewoon de drive die erachter zit. Je hebt een doel dat je zo graag wil bereiken, en die ene training kan net het verschil maken. Maar mijn trainer is ervoor om te zorgen dat ik niet te veel doe. De oefening die je net zag in dat filmpje – het optillen van dat zware gewicht – mag ik bijvoorbeeld maar één keer herhalen. Ooit deed ik de oefening 3 keer achter elkaar en gaf ik aan dat het wel lekker ging. Hans zei direct dat ik met de training moest stoppen, omdat ik anders mijn lichaam kapot zou maken. Eerst protesteerde ik nog, maar een kwartier later lag ik te hijgen op de grond, omdat ik niet meer kon.

Wat zijn jouw sterke punten en waarop kun je nog meer trainen?
Jessica: Je hebt de basis en vanuit daar ga je steeds verder. De meeste mensen komen nooit op het niveau waar wij nu op zitten, omdat het zo moeilijk is om daar te komen. Je moet er zoveel voor doen. Mijn trainer vertelde me dat ik mijn lengte niet mee heb maar dat ik wel heel explosief ben en dat mijn snelheid goed is. Door die explosiviteit heb ik meer veerkracht en kan ik sneller iets doen. Je draait heel snel, dus daar moet je ook tegen kunnen. Net zoals een ballerina of kunstschaatsster dat ook moet kunnen. Je moet gemakkelijk sterk kunnen worden en niet bang zijn voor gewichten. Dat ben ik wel, maar daar moet je overheen stappen. Je moet die kracht kunnen kweken. Ik ken bijvoorbeeld een speerwerpster die geen kracht kan kweken, omdat ze te iel is. Als je dit gaat doen moet je je ervan bewust zijn dat je sterk moet worden. Kijk, ik vind dat niet erg, omdat ik hou van het stoeien met die gewichten. In het begin vond ik het lastiger, want het is gewoon eng. Zeker als je een paar keer bent gevallen. Nu vind ik het geweldig.
Louis: Het is ook belangrijk dat je meteen doorgaat zodra je bent gevallen. Dat je niet denkt ‘achos’ maar zegt: “Pak die gewichten en doe het nog een keer.” Dan kom je over die angst heen, anders blijft het eng.
Jessica: Naast het krachthonk zit de kantine. Soms ging ik tijdens een zware wintertraining even naar de kantine om te huilen en dan kwam ik daarna weer terug en ging verder met de oefening. Het is wat je graag wilt doen. Je wil graag die spanning voelen. Voelen dat je 'op gillen' staat. En alsnog heb ik niet het gevoel dat ik op het niveau zit waar ik wil zitten. Ik ben nog steeds een puppy. Om beter te worden moet ik nog krachtiger worden. Dus nog meer van die trainingen met gewichten. Mijn techniek moet nog veel beter. Snelheid, explosiviteit, alles kan eigenlijk nog verbeterd worden. Mijn trainingen worden in de toekomst nog meer opgevoerd van 9 naar hopelijk 12 keer per week. Als ik deze studie heb afgerond wil ik het liefst een master gaan volgen, in een lichtere variant. Dat ik er bijvoorbeeld 3 jaar over doe in plaats van 1 jaar. De focus komt echter te liggen op de sport. Eerder was dat anders; studeren was het belangrijkste en sport kwam op plaats 2. Ik hoop dat dus om te kunnen draaien.

Eén van de hoogtepunten uit je carrière is je zilveren medaille op de Jeugd Olympische Spelen in Tbilisi (Georgië) in 2015. Je hebt zelfs ter ere hiervan een tatoeage van de Olympische ringen laten zetten.
Jessica: Voor deze kwalificatie was dat inderdaad het hoogtepunt. Ik hoop dat ik na de Olympische Spelen 'Tokio' boven de ringen kan zetten.

Louis: Dat hebben we afgesproken. Tbilisi komt eronder te staan en Tokio erboven. Het is gewoon zo uniek op deze leeftijd. We gingen ervan uit dat ze – mocht ze de finale halen in Toruń – het hele zomerseizoen zou hebben om Tokio te halen. Dat het dan indoor al lukt is gigantisch. We wachten wel tot na de Spelen, want je wil niet de goden verzoeken vooraf. Dan kunnen eventueel Parijs en Los Angeles er nog boven. Dan zitten we in 2028.

Jessica: Dan ben ik 29 jaar oud en dan ben ik qua techniek en kracht op mijn top.

Louis: Ze was nu ook de jongste deelnemer ooit op een EK die zo ver heeft gestoten. Jessica is uitgenodigd voor de Throwing Cup in Kroatië, mits het doorgaat. De verste afstand die de senioren bij dat toernooi in 2019 stootten was 18,44 meter. Jessica stoot daar nu al overheen. Geeft ook aan hoeveel het Europese niveau in 2 jaar tijd omhoog is gegaan. Fanny Roos stootte het verst en zij was toen 23 jaar oud, geloof ik.

Jessica: Ik ben daar op dat moment niet bewust mee bezig maar het zijn stiekem wel leuke feitjes. Fanny Roos en Christina Schwanitz zijn op internationaal niveau mijn voorbeelden.

Angelica: Ik probeerde die tattoo nog uit haar hoofd te praten. Toen dat niet lukte sprak ik op de Jeugd Olympische Spelen met haar af dat ze hem wel mocht laten zetten, maar alleen als ze op het podium kwam. Stiekem dacht ik daarmee wat tijd te rekken. Jessica was toen namelijk 16 jaar. Maar toen stootte ze zilver. Ze kreeg uit het publiek een

Nederlandse vlag om haar schouders en het eerste dat ze van beneden naar ons riep, hoog op de tribune: “Ma, nu mag ik die tattoo!” Toen kon ik er niet meer onderuit. En het is nu ook wel speciaal.
Louis: Veel van die sporters hebben van dat soort tatoeages op hun rug of op hun enkel. Als aandenken.

Jessica: In Toruń vroegen mensen of ik mijn tattoo nu al had laten zetten voor deze zomer, maar ik gaf aan dat ik die al sinds 2015 heb. Nu is het doel dat 'Tokio' erbij komt te staan.

Jullie noemden eerder Ringen om Volendam. Welke rol speelt deze organisatie in jouw carrière?
Jessica: Ringen om Volendam is een stichting die potentiële Olympiërs binnen de stichting financieel ondersteunt. Ze helpen je met alle mogelijke middelen die ze hebben om je te helpen te kwalificeren voor Tokio, Parijs of Los Angeles. De stichting is opgericht door Jack Schilder† en Dirk Tuijp. Zij hopen elke twee jaar iemand naar de Olympische Spelen te kunnen sturen, de winter- en zomereditie. Carla Braan was de enige persoon uit de gemeente tot nu toe die ooit aan de Olympische Spelen heeft deelgenomen en dat wilden ze veranderen.

Louis: Het is ook zo dat de teams zoals de handbalploeg vaak sponsoren genoeg hebben. De individuele sporters moeten er veel meer voor doen om eenzelfde prestatie neer te zetten. Die zijn op zichzelf aangewezen. Als er een fout wordt gemaakt, hebben ze het zelf fout gedaan. Ringen om Volendam wilde om die reden specifiek aandacht aan die atleten geven. Jessica heeft bijvoorbeeld een auto van de stichting in bruikleen. Dat scheelt haar 3 uur reistijd per dag. Eerst was ik erop tegen. Ze traint soms zo hard. Als je daarna nog 40 minuten vanuit Heerhugowaard 

terug moet rijden en je bent er een keertje met je hoofd niet bij, dat is gevaarlijk. Echter, we besloten het te proberen en binnen een half jaar zagen we al resultaat. De impact van die 3 uur extra rust die het opleverde.
Jessica: Wat denk je van in de kou staan wachten op het perron met je handschoenen over elkaar heen wrijvend? De treinverbinding was slecht dus ik stond steeds te wachten. Of mijn ouders haalden me op vanuit Hoorn. Toen ze bij de stichting zeiden dat ze een auto voor me gingen regelen werd ik zo emotioneel. Ik heb echt gehuild. Wat het scheelt qua stress is ongelooflijk. Je móet die bus of trein halen, want anders ben je direct een uur later thuis. Als ik nu na de training nog even 3 minuutjes wil uitpuffen, mag het. Mijn benen zijn vaak verzuurd. Nu kan ik zonder problemen nog even een kwartiertje zitten, iets eten of een shake nemen. Vervolgens stap ik in de auto, zet keihard de muziek aan en ben binnen 3 kwartier thuis.
Louis: Dirk is zelf tophandballer geweest, dus hij is ook ervaringsdeskundige en heeft een breed netwerk. Vanuit de stichting kunnen ze dus snel iets regelen of je advies geven ergens over.

Jessica: Ik had bijvoorbeeld steeds honger nadat ik zwaarder was gaan trainen. Toen zei Dirk dat hij mij in contact zou brengen met C-Kracht, dat zijn voedingsdeskundigen. Zij stelden vast dat ik 2000 calorieën per dag te weinig binnenkreeg. Vandaar die honger! Met die kennis ben ik daarna in totaal 12 kilo aan spiermassa aangekomen. Iets van 9 kilo in 3 maanden tijd, dat ging heel rap. Op die manier kom je dat gewicht onder begeleiding aan. Je moet dat niet zelf willen uitvogelen, want dan gaat het natuurlijk mis. Ik kan niet van alles eten om aan te komen. Ik mag bijvoorbeeld wel pannenkoeken eten op de momenten dat mijn lichaam daarom vraagt, want dan heb ik die energie nodig. Op een gegeven moment – toen liep ik al wel bij C-Kracht – schaamde ik me voor de hoeveelheid die ik at. Dan had ik samen met mijn ouders en broer pasta gegeten, waarbij ik 2 borden leeg at. En zodra iedereen dan de deur uit was liep ik weer naar de keuken om een stuk fruit of zoiets te pakken. Alles at ik op. Volgens mijn schema moest ik ‘s avonds om 18.00 uur eten. Dus moest ik zorgen dat ik om 16.00 uur weer iets at en niet om 17.00 uur, want dan lustte ik die maaltijd erna misschien niet. Eén groot drama. Als ik nu met een vriendin afspreek om bij haar te komen barbecueën, dan eet ik van tevoren alvast iets of ik neem een shake. Anders lust ik gemakkelijk die hele barbecue aan eten op. Nu weet ik dat en stel ik me daarop in, maar dat was in het begin wel even wennen. Mijn ontbijt is al zo'n 1500 calorieën. Voor iemand anders is dat een hele dag aan eten.

Hoe gaat dat wanneer je je kwalificeert voor de Olympische Spelen? Je hoeft vast niet zelf een hotelkamer te boeken via booking.com of een reisbureau?
Jessica: Nee, dat wordt voor je geregeld door het NOC-NSF. In 2019 hebben we een pasdag gehad, waarbij je de teamkleding kon passen. Dat past nu natuurlijk niet meer! Tevens zijn er foto's gemaakt die worden gebruikt voor je accreditatie of wanneer mensen een foto van je willen. Dat gebeurt heel vaak. Ik krijg mijn kledingpakket voor Tokio wanneer ik nog in Tallinn in Estland zit voor het EK onder 23. Daarna vlieg ik door naar Shiba in Japan om te wennen aan de temperatuur en de omstandigheden daar. Dat is ongeveer een uurtje van Tokio af. Het kan daar 's zomers behoorlijk warm worden. Hier in Papendal bereid ik me daar ook al op voor in speciale klimaatruimtes. Daarbinnen is het 35 graden met een bepaalde luchtvochtigheid. Daar wordt bijvoorbeeld je zweet afgenomen en van alles gemeten. 

Louis: Zaken als 'hoe herstelt ze het best' en 'hoeveel vocht moet ze tot zich nemen' worden daar uitgezocht om haar lichaam optimaal te laten presteren.

Jessica: Daarnaast dingen als welke sokken, welke shirts. Speciale koelvesten die je moet dragen. Er zijn zelfs petjes waar ijs in zit. Het meest vervelende voor mij is dat mijn trainer niet meegaat naar Tokio. Hij is 78 jaar en ziet dat niet zitten. Je bent immers 4 weken van huis. De bondscoach Werpen gaat mij daar begeleiden en daar heb ik ook vertrouwen in.

Hoe is dat voor jullie als ouders? Met corona kun je natuurlijk nog geen vlucht boeken. Jullie zullen dit echter niet willen missen?
Louis: Nee, we hebben de kwalificatie in Polen al moeten missen. Er staat al wel een raamwerk voor de vluchten en dergelijke, dat is heel streng. Maar het is allemaal onder voorbehoud. Er mogen maar beperkt supporters bij, en verder alleen genodigden. Maar wie vallen daar allemaal onder? Daar worden nog geen uitspraken over gedaan, want ze kunnen niks beloven. Jessica gaat sowieso maar voor ons is het afwachten.

In die zin gooit corona veel roet in het eten. Het heeft er wel voor gezorgd dat de Olympische Spelen een jaar zijn opgeschoven. Is dat voor jou misschien stiekem toch een geluk bij een ongeluk geweest?
Jessica: 
Ja dat is zo. Vorig jaar heb ik voor het eerst verder gestoten dan 18 meter. Dat telde toen echter niet, want corona en gedoe. Mijn trainer zei dat ik me alleen kon kwalificeren voor Tokio middels directe kwalificatie en dus door 18,50 meter te stoten, omdat ik anders niet genoeg punten zou hebben. Anderen hebben hun puntentotaal kunnen opbouwen, een beetje zoals dat werkt bij tennis. Ik sta nog niet zo hoog op de ranking, de wereldranglijst.

Waar kijk je het meeste naar uit van de Olympische Spelen? De openingsceremonie misschien?
Jessica: Nee, niet echt. Die ceremonie heb ik al eens meegemaakt met de Jeugd Olympische Spelen.

Louis: In Tbilisi hadden we dat ook. Dan heb je een show, dat geloof je niet, en dan komt jouw kind daar voorbij lopen. Ze zwaaide met een Nederlands vlaggetje naar de cameraman. Kippenvel.
Angelica: Toen ze zilver haalde stond ze daar op het podium en werd de vlag voor haar omhoog gehesen. Ik moest me echt vasthouden aan de reling, want ik was bang om onderuit de gaan. Daar staat jouw dochter. Dat vergeet ik nooit meer. 

Jessica: Terwijl ik daar stond en alleen naar het bord keek waar mijn naam op stond. Pas na afloop zag ik op de foto's dat die vlag gehesen werd. Maar wat betreft de openingsceremonie: er is een 24-uursregel waarbij je niet deel mag nemen wanneer jouw evenement binnen 24 uur na de ceremonie is. Voor mezelf heb ik daar 48 uur van gemaakt. Het gaat echt afhangen van wanneer mijn onderdeel is. Dat weet ik nog niet precies. Ik ga me om die reden niet verheugen op het bijwonen van de ceremonie, want wellicht moet ik het op tv kijken op mijn hotelkamer.

Er gaan namens Nederland natuurlijk ook enkele teams naar Tokio, waaronder de handbal- en hockeyploegen. Is het anders voor een individuele sporter, ietwat eenzamer? Of heb jij het net zo gezellig?

Jessica: Het is zeker gezellig. Je bent onderdeel van TeamNL en je juicht voor elkaar. Maar je laat elkaar ook gaan. Ik ben bijvoorbeeld iemand die zich enorm kan afzonderen net voordat ik aan de bak moet. Anderen zoeken juist de drukte op. Dat weet je op een gegeven moment van elkaar. Na een wedstrijd kun je doen wat je wil. Mijn kamergenoot kwam op de avond van mijn wedstrijd om 12.00 uur s' nachts terug en vroeg of ik dat erg vond. Ik antwoordde dat ik door de adrenaline voorlopig toch niet kon slapen en dat het prima was. Je bent allemaal hetzelfde soort mensen. Als ik een vriendin van hier zou meenemen naar een toernooi, dan zou dat niet passen. Alle deelnemers zijn egoïsten en met zichzelf en hun doel bezig.

Louis: Maar er is ook onderling respect. Dat leren ze al vanaf de jeugd. Eén van die meisjes werd toentertijd zevende of achtste en wij wilden haar feliciteren met een knappe prestatie. Echter, haar trainer deed dat niet. Later sprak ik hem en hij gaf aan dat ze de dag voor de wedstrijd om 21.00 uur op haar kamer had moeten zijn. Dat was de afspraak, dan is het stil op de gang. Zij was al een aantal keer gewaarschuwd dat ze te laat op haar kamer was en haar rust moest nemen. Toen eindigde ze dus op die positie bij de wedstrijd. Als ze op tijd op haar kamer was geweest en zich aan de afspraak had gehouden had haar trainer haar wel gefeliciteerd. Nu was het een ander verhaal.

Angelica: Daarom ben ik blij dat Jessica de Jeugd Olympische Spelen heeft mogen meemaken. Daar leer je alle regels kennen die ook gelden voor de volwassen editie. Hoe het werkt in het Olympisch dorp. De mensen van de leiding kijken ook hoe die sporters daar op een jonge leeftijd mee omgaan.

Jessica: Mediatraining heb ik bijvoorbeeld gehad. Bepaalde regels waaraan je je moet houden. Maar die ga ik niet verklappen haha!

Je hebt al eerder wat namen genoemd maar zijn er atleten binnen je eigen gebied naar wie je opkijkt?
Jessica: Mijn grote voorbeeld was Melissa Boekelman, het boegbeeld van het Nederlandse kogelstoten voor vrouwen. Ondertussen is mijn persoonlijk record beter dan dat van haar. Zij is 10 jaar ouder dan ik en er is nu een nieuwe lichting. Internationaal gezien ben ik bij de mannen groot fan van Ryan Crouser. Zijn techniek heb ik gekopieerd en geplakt en er daarna nog een eigen touch aan gegeven, want qua zwaartepunt en kracht verschillen mannen en vrouwen natuurlijk. Bij de vrouwen was mijn favoriet Valerie Adams maar nu zijn het Fanny Roos en Christina Schwanitz. Ik bewonder bijvoorbeeld de draaitechniek van Fanny en Ryan. Valerie en Christina zijn op hun beurt heel lief, gewoon grote knuffelberen. Maar het zijn ook topatleten die tegelijkertijd 20 meter stoten, dus daarvoor heb ik heel veel respect. Christina heeft me wel gefeliciteerd maar ik heb nog niet echt met die vrouwen gepraat. Duitsers zijn vrij stug, heb ik gemerkt. Ik heb een paar keer geprobeerd een gesprek aan te knopen, maar dan krijg je een kort antwoord en dat is het dan. Fanny is voorafgaand aan een wedstrijd erg gefocust maar na afloop erg hartelijk. Maar dat geldt eigenlijk voor iedereen. Ik sprak op het EK met een Spaanse en nu gaan we beiden naar Tokio. Dan heb je met zo iemand direct een klik. Het zijn andere relaties dan in een teamsport, maar het heeft ook voordelen. Als iemand anders haar dag niet heeft, heb ik daar geen last van. Als ik zelf minder presteer, voel ik me niet schuldig ten opzichte van een ander. Ik ben alleen van mezelf afhankelijk. Al zeg ik ook altijd wel 'we hebben het goed gedaan', omdat ik niet in m'n eentje alle eer wil.

Je gaf aan dat je zelf niet zo van publiek houdt bij je wedstrijden. Is er op de Olympische Spelen een sport waarbij je zelf gaat kijken als het even kan?
Jessica: Ja, ik ben helemaal fan van het speerwerpen bij de mannen. Dat vind ik zo mooi om te zien. Iemand bij mij op de club doet ook aan speerwerpen. Geen internationaal niveau maar wel een mooie techniek. Er is een Duitser genaamd Johannes Vetter en die vind ik A) knap en B) diens techniek is nog veel beter. Zelf kan ik het niet, maar ik vind die techniek gewoon prachtig om naar te kijken. Ik zie het als kunst. En daarnaast bewonder ik het mannen kogelen en vrouwen kogelen.

Laatste vraag: wanneer zijn de Olympische Spelen voor jou geslaagd?

Jessica: Als ik de finale haal. Dat is top 12. Die krijgen dan 3 pogingen en de beste 8 krijgen er dan nog 3. Als ik twaalfde word ben ik heel blij en ga ik daar van genieten. Dat is de droom.
Louis: En die mogelijkheid is er.
Jessica: Maar als ik daar straks in het Olympisch dorp sta met mijn tenue aan, dan is het voor mij eigenlijk al geslaagd.

Door Janine Veerman

 

Interview: Huisartsen Agatha & Patricia Schilder.

Agatha en Patricia Schilder, huisartsen in coronatijd

Het coronagebeuren beheerst nog steeds ons leven. In de herfst van 2020 spraken we met dokter Agatha Schilder en haar pas afgestudeerde dochter Patricia, eveneens huisarts. Hoe ervaren zij de toestanden? Ze maken ons niet bang, maar de dokters zijn duidelijk. Ze houden ons een duidelijke spiegel voor. Agatha vertelt ook hoe ze vanuit het niets is begonnen als huisarts. Agatha en Kees hebben 3 dochters. Wie zijn zij? Wat zijn de hobby’s van de dochter dokter? Lees het in onderstaand interview. 

Dokter Agatha Schilder, een begrip in Volendam. Nog niet zo lang geleden ging je met een probleem niet naar de dokter, maar naar 'Agatha'. Haar oudste dochter Patricia is nu ook huisarts in de praktijk. Heeft Patricia altijd geweten dat ze in de voetsporen van haar moeder wilde treden? En gaat Agatha (64 jaar), het rustiger aan doen? De redactie van het Bedakkertje vraagt het hen in een dubbelinterview. Agatha Schilder-Sombroek is getrouwd met Kees Sombroek. Zij hebben drie dochters: Patricia, Charlotte, Nathalie. 

Onze veelbesproken kermis mocht dit jaar (2020) door de coronamaatregelen niet plaatsvinden. Hoe kijken jullie hier tegenaan?

Agatha: We weten nog steeds niet alles, maar wat we wél weten is dat uitbraken van het virus ontstaan op plaatsen waar grote groepen mensen, in overdekte plaatsen met weinig ventilatie, dicht op elkaar staan. Met kermis is er gezelligheid en veel contact. Er wordt gezongen, gezoend en gelachen. In die gezelligheid praten we dan ook nog wel eens met spraakwater, haha. Als ik al die factoren bij elkaar optel, denk ik dat het terecht is dat de kermis dit jaar niet is doorgegaan. We vonden het zelf ook erg jammer, want we zijn zelf echte kermisgangers. Ik zorg altijd dat andere artsen dienst hebben, zodat ik zelf de dijk op kan. 

Patricia: Natuurlijk hadden we stiekem nog gehoopt op een oplossing. Zoals bijvoorbeeld alleen de draaikermissen voor kinderen. In Volendam is men immers altijd zeer creatief in oplossingen bedenken, maar onze gezondheid staat voorop.

Hoe is de praktijk Agatha Schilder ooit begonnen? Vroeger gingen mensen met een probleem naar 'Agatha', nu is het een grote praktijk waar dochter Patricia ook huisarts is.

Agatha: In 1982 ben ik geslaagd als huisarts, op 26-jarige leeftijd. Tijdens de huisartsenopleiding werkte ik in een praktijk op Marken. Bij dokter Pasdeloup, de 'bap' van de huidige dokter Pasdeloup in Volendam. Een echte topper, die mij goed heeft geholpen. Van daar ben ik in 1984 mijn eigen huisartsenpraktijk begonnen in het pand van dokter Duin ('ouwe Duin'), waar nu Foto Blaauw is gevestigd. Ik was alleen en had nog geen waarneming. Dit betekende dat ik 24 uurdienst had, ook in de weekeinden. Zo ben ik begonnen, met mijn zusje Irene van 15 jaar als assistente. En mijn pieper mee naar de dijk, want ik wilde natuurlijk wel naar de Kakatoe. Binnen een jaar was het een normpraktijk. Een paar jaar later, toen mijn tweede dochter Charlotte werd geboren, begon de samenwerking met de huisartsen in Edam en had ik twee weekeinden per maand vrij. 

Inmiddels zijn we enorm uitgebreid. We hebben net de hele praktijk verbouwd want er was ruimte te kort. We hebben drie huisartsen, assistentes, praktijkondersteuners, diverse spreekuren voor o.a. diabetes en hart- en vaatziekten. Nu is het echt een bedrijf. 

Daarnaast begeleid ik bevallingen. Dat vind ik prachtig om te doen. Als ik met vakantie ging, plande ik de vakantie tussen de uitgerekende datums van de baby's door. In 1988 werd het Nederlands elftal kampioen en zat ik die avond in de Kakatoe. En jawel, mijn pieper ging af en ik moest naar een bevalling. Met de baarkruk in mijn tas ging ik onderweg naar de aanstaande moeder. Ondertussen liep iedereen van de dijk af. "Wat ga jij nou doen Agatha?" "Ik heb een bevalling!" En wat denk je? Toen kwam er een kindje uit met oranje haar.

Wisten jullie altijd al dat jullie huisarts wilden worden van beroep?

Agatha: Ik denk wel dat het in de genen zit. Dokter Kwakmen (Bolletje) was een neef van mijn moeder. Ik wist al jong dat ik dokter wilde worden. Dat was tijdens mijn jeugd nog heel 'apart'. In die tijd kwam je van het Waterlant College af en werd je juffrouw. Dat ik wilde studeren voor dokter durfde ik dan ook niet meteen tegen mijn ouders te zeggen. Eerst heb ik ze gezegd dat ik zuster wilde worden, terwijl ik mezelf al had ingeschreven op de universiteit. Maar daarna vonden ze het goed, onze ouders hebben ons altijd enorm gesteund. 

Patricia: Vroeger wilde ik dierenarts worden. Vanaf mijn 15e jaar hielp ik als doktersassistente in de praktijk. Het begon in de schoolvakanties. Toen begon ik te ervaren hoe het er in de dokterspraktijk aan toeging. Namelijk het helpen van mensen, je bent betrokken bij families vanaf de geboorte tot hun dood en in hun eigen omgeving. Dat vond ik zo bijzonder. Toen veranderde mijn wens van dierenarts naar huisarts. 

Worden jullie ook in, bijvoorbeeld, de supermarkt aangesproken?
Agatha: Dat gebeurt altijd. Als ik vroeger mijn kinderen naar school bracht, had ik bij thuiskomst al een 'spreekuur' op het schoolplein gehad. Maar ik vind het niet erg. Dat wordt juist enorm door mensen gewaardeerd. 
Patricia: Het is letterlijk een kleine moeite, groot gebaar. Dat is ook het voordeel van een praktijk aan huis. Als iemand bijvoorbeeld met een wond aan de deur komt, kun je meteen helpen.

En de andere twee dochters, hebben die ook het 'huisartsen-gen'?
Patricia: Charlotte (middelste dochter) heeft hotel en eventmanagement gestudeerd. Ze bekleedt een hoge managementfunctie op de luchthaven van Los Angeles (LAX). De man van Charlotte, de Volendammer Marc Tol, is de reden dat ze in Los Angeles wonen. Hij werkt daar aan wetenschappelijk onderzoek naar medische zaken zoals diabetes en obesitas. 
Agatha: Onze jongste dochter Nathalie is basisarts. Ze wil eerst nog ervaring opdoen op diverse medische vlakken maar uiteindelijk wil ze ook afstuderen als huisarts. We hopen dat ze dit ook echt gaat doen. Het is tegenwoordig heel lastig om artsen te vinden die je praktijk over willen nemen. Dat maakt het extra bijzonder om straks twee dochters in de praktijk aan het werk te hebben!

En Kees? 

Kees is onze stille motor achter de hele praktijk. Dat mag ook eens gezegd worden. Hij voorziet in alles wat niet zichtbaar is voor onze patiënten, maar wel nodig is om de praktijk draaiende te houden. 

Patricia, je bent ook muzikant bij o.a. het corps Fanfare Wilhelmina Volendam. Is dit goed te combineren met jouw werkzaamheden?
Patricia: Toen ik twee weken als huisarts aan het werk was, brak corona uit. De repetities zijn vanaf dat moment geschrapt. Die vinden altijd na kantooruren plaats, dus het moet nog blijken of mijn huidige baan als arts te combineren is met repetities en optredens.

Agatha: Maar, ik had vroeger 24 uursdienst en ik zat ook op jazzballet en volksdansen. En weer... altijd met mijn pieper op zak. We hadden een keer een jazzballet-uitvoering met z'n vieren, met maskers en schmink op. Mijn vriendin zou bevallen en ik zei tegen haar: "Lida, graag géén weeën tussen 20:00 en 23:00, haha. En wat denk je? De pieper ging af... Toen kwam ik bij de bevalling en stond ik met mijn gezicht vol schmink het kindje te halen. We hebben er achteraf samen erg om gelachen. Of ik stond op Volendammerdag in 'het Volendams' en werd opgeroepen. Ik heb altijd overal aan deelgenomen en ben altijd te kermis gegaan. Dus Patricia, jij kunt gewoon naar de repetities en optredens. Toch is dat ook typisch Volendam. Het maakt hier niet uit hoe beroemd je bent. Wat je ook doet, iedereen is gelijk en je kunt jezelf zijn. Dat vind ik een erg groot voordeel.

Wat is het grootste verschil ten opzichte van vroeger? 

Agatha: Toen ik vroeger begon bij dokter Duin, kwamen patiënten binnen in een wolk van rook en bleven ze staan. Dit was niet uit eerbied, er was simpelweg geen stoel. Het consult was altijd snel klaar. Soms blijven oudere mensen nog steeds staan, dat zit er ingebakken van vroeger. Ook kwamen ze niet zo snel naar een dokter, soms zelfs te laat. Een ander voorbeeld: als iemand vroeger suikerziekte had, werd dit af en toe gecontroleerd door bloed te prikken. In het ergste geval moest een been afgezet worden. Nu ben je bezig met hun manier van leven, lifestyle. Mensen zijn veel bewuster van zichzelf en willen er ook meer voor doen, zoals sporten of hun voeding aanpassen.

Patricia: Patiënten weten zelf veel, dat maakt ze tot leuke gesprekspartners. Hierdoor kun je preventief handelen. Wat betreft het snelle consult van vroeger, soms is dat nog steeds zo. Volendammers hebben over het algemeen geen behoefte aan een hele uitleg over anatomie. Het hoeft allemaal niet heel uitgebreid. Als je bijvoorbeeld de longen hebt geluisterd en zegt: "de longen zijn schoon". Dan staan ze soms al met de deurklink in hun handen, haha. 

Agatha: Nog een groot verschil met vroeger. Ik heb drie kinderen gekregen en met de eerste twee bestond er nog geen zwangerschapsverlof. Er waren gewoonweg nog geen vrouwelijke huisartsen die een kindje kregen! In mijn begintijd waren er vijf vrouwelijke huisartsen met een eigen praktijk in heel Nederland. Bij het krijgen van een kindje moest ik zes weken waarneming regelen en daarna ging ik weer aan het werk, 24 uur. Er was niets om op terug te vallen. Patricia zal daar in de toekomst gelukkig geen last van hebben. 

Wat vinden jullie het mooiste aan het beroep van huisarts?

Agatha: Dat je een mens meemaakt vanaf de geboorte tot zijn of haar dood. Ik krijg meteen kippenvel bij de gedachte, zo mooi vind ik het. En je leert daarbij ook hun hele omgeving kennen. Het is een bijzondere relatie, een vertrouwensrelatie. 

Patricia: Je bent hier in Volendam als huisarts erg betrokken bij hele families en mensen laten het ook toe om jou erg betrokken te laten zijn. Ik voel me daarin echt bevoorrecht, dat mensen zich zo open stellen en ik zo dicht in hun leven mag komen. 

Agatha, hoe ga je jouw vrije tijd invullen nu er een waardige opvolger is?

Agatha: Haha, ik denk nog niet aan stoppen! Maar op vrijdag heb ik nu wat meer tijd voor zaken waar ik op de andere dagen niet aan toe kom. Ik vind terminale zorg erg belangrijk. Dat doe ik nog steeds vaak. Of het bezoeken van ernstig zieke mensen. Dit is voor mij geen plicht, maar vind ik mooi om te doen. En ik ben begonnen met foto's plakken maar ben nog maar gekomen tot het jaar 2001! 

Ik heb wel het gevoel dat ik een ouderwetse dorpsarts heb mogen zijn. En ik ben erg blij dat Patricia dezelfde ideeën heeft. Mooier had ik het mezelf niet kunnen wensen, dat ik daarin een opvolger heb. 

Patricia: Ik wil graag, net als mijn moeder, extra zorg gaan verlenen. Zoals het helpen van ernstig zieke of terminale patiënten. Daarin wil ik mijn moeder opvolgen. Dat is mijn streven voor de toekomst.

Hoe kijken jullie aan tegen de verschillende soorten zorg, zoals ouderenzorg en thuiszorg?

Agatha: De medewerkers van met name de Zorgcirkel in Volendam voor de ouderenzorg en thuiszorg verdienen een grote pluim. Het zijn mensen van goud. Er worden allerlei soorten zorg verleend, ook aan terminale patiënten. We hebben dat zelf ook meegemaakt in de familie. Ze leggen pompen aan bij terminale patiënten, er is nachtzorg, ze staan 24 uur paraat. De zorg is compleet. Ze werken vanuit hun hart en ik hoop dat dit zo blijft. 

Patricia: Dat zijn de echte helden. De verpleegkundigen en de verzorgenden. Je moet er zijn voor de mensen, en dat zijn zij. 

Wat het mooiste in jullie vak wat jullie tot nu toe hebben meegemaakt? 

Patricia: Het begeleiden van mensen tijdens het sterven. Dit heb ik meegemaakt tijdens de opleiding. De mensen waren heel dankbaar. Een keer had ik een gesprek met een jonge man, in de aanloop naar zijn overlijden. Hij gaf me nog wat levenslessen mee. Toen zijn familie kwam sloeg hij zijn arm om me heen en zei: dit is mijn favoriete dokter. Dat soort dingen blijven je bij. 

Agatha: Heel bijzonder vond ik de bevallingen. Prachtig. Die kindjes kwamen daarna als patiënt in de praktijk en hebben zelf alweer kinderen. Bijzonder is ook het reanimeren van mensen, en als ze het daarna halen. Een man in de wachtkamer die bijkwam na het reanimeren en het eerste wat hij zei: heb jij mij beademd? Die man zijn gezicht vergeet ik nooit meer. 

Willen jullie zelf nog iets kwijt? 

Agatha: huisarts ben je met liefde. Ieder mens komt met iets wat voor die persoon veel betekent. Ze willen ergens duidelijkheid over. Soms ga je van een diagnose voor kanker naar een steenpuist. Dan is het voor ons belangrijk om te schakelen. Ieder mens is gelijk. Ik vind het ontzettend belangrijk om iedereen, met elk type klacht dan ook, in hun waarde te laten. Voor wat betreft onze huisartsenzorg hoop ik dat de dingen blijven zoals ze nu zijn, dat Patricia het op deze manier blijft voortzetten. Patricia ontlast mij en is ontzettend enthousiast. Sommige patiënten zeggen dat ze bij Patricia een déjà vu hebben naar 30 jaar geleden, naar mij. 

Patricia: Daar sluit ik me volledig bij aan. Patiënten willen gezien en gehoord worden. Dat is de taak van een huisarts. En ik hoop dat ik de praktijk en de zorg in de geest van mijn moeder kan voortzetten. Zoals ze een echte ouderwetse dorpsarts is, dat wil ik ook zijn.

 

Door Denise de Boer

 

 

Jan Koning (Jan van Teun), de oudste man van Volendam

Lees hier artikel waarin we proberen een beeld te schetsen van Jans activiteiten. Proberen, want volledig zijn we zeker niet. Lees hoe het kwam dat Jan bij Fokker aan de slag kon gaan. Wie behoorden er zoal tot het gezin waaruit Jan is geboren. Interessant te lezen hoe de Koninkjes in de fietsenhandel terecht zijn gekomen. Het kan bijna niet anders of de meeste mensen in Volendam hebben een fiets die geleverd is door een van de broers van Jan van Teun.

Een uitvoerig beeld over het leven van Jan van Teun.

Met dank aan Jan Koning en Bertie Zootjes, Kees de Boer (Pet), Bart en Afra Koning, Evert Koning, Fam. Koning-Kil, Drea Koning-Tol, Jan Schilder, familie Schilder-Steur, Jan Tol, Elsa Tol-Koning, Crelis Tuijp, Jan Veerman

Jan Koning is 96 jaar. Hij is op dit moment de oudste Volendammer man, op de voet gevolgd door Hein Kwakman (Hein Schemeravond). We bezochten Bertie en Jan in hun fraaie woning aan de Dijkgraaf Poschlaan in Edam. Ze wonen daar vanaf 1979.

Jan van Teun is een man die veel weet te vertellen. Hij heeft in zijn werkzaam leven het nodige gedaan en meegemaakt. Bertie kon veel details vertellen en herinneringen uit het verleden aanvullen. Bij elk onderwerp toverde zij foto’s tevoorschijn.

Jan van Koppie en Maria Nabbé

Eerst maar eens vertellen wie is Jan van Teun en uit welk gezin is Jan afkomstig.

De naam Koning is niet alleen verbonden met - oneerbiedig gezegd - alle ‘Koppen en Bienen’ en ‘Koppies en Bakkies’. De meeste fietsenwinkels in Volendam hebben dezelfde naam en oorsprong. De vader van Jan van Teun van Koppie begon met een fietsenmakerij in het Kleiperk. 

Jan is een zoon van Antonius J. (Teun van Koppie) Koning [*0801900/†21091947] en Elisabeth Tol (Lijp van Ouwe Tonge) [*27081902/†07111968]. De vader van Jan werd maar 47 jaar. Zijn moeder is 66 jaar geworden. De ouders van Jan trouwden in 1922 en kregen 9 kinderen. Jan is de oudste. De ouders van Lijp waren Henk Tol (Ouwe Tonge) en Geertje Stavenuiter (Geert Gort) en woonden tot hun dood op het Zuideinde.

Johannes Koning (Jan van Teun) 26-05-1923

Johannes Koning (Jan van Teun) 26-05-1923

De ouders van Jan van Teun woonden eerst op het Noordeinde, een paar huizen vanaf Sentenie. Ze verhuisden daarna naar Noordeinde 3. Later was daar de winkel gevestigd van Bet van Koppie, een tante van Jan. Het was schuin tegenover Wullumpie. Jan van Teun is op het Noordeinde geboren. Het gezin verhuisde daarna naar de Edammerweg 26, naar het huis van Ant van Cor Jonk. Ze kochten deze woning na haar dood. Achter de woning werd een nieuw gedeelte gebouwd. Het voorste gedeelte werd winkel en via 3 treden bereikte je het woonhuis. De ouders van Jan van Teun hadden op de Edammerweg een winkel in huishoudelijke artikelen. In de nieuwgebouwde kelder hadden ze een fietsenmakerij. Er werden ook bakfietsen verhuurd. Kees de Boer (Pet) herinnert zich dat Jan van Teun ook een invalidewagentje maakte voor zijn bap en overbuur op de Calkoengracht 28.

Fietsenmaker

De vader van Jan van Teun zat eerst op de grote vaart. Hij kreeg kennis aan Jan Luuk die als militair in het leger in de fietsenmakerij zat. In die tijd had je in onze krijgsmacht namelijk ook nog een regiment wielrijders. Zodoende heeft Jan Luuk aan Teun van Koppie de beginselen van het fietsen maken geleerd. Teun van Koppie werkte in een schuurtje in het Kleiperk. Bart, de broer van Jan van Teun zijn vader, had in het Kleiperk achter Hotel van Diepen een mandenmakerij.

Broer Henk had een fietsenwinkel aan de Brugstraat, broer Cor op de Burg. van Baarstraat “De Munnikvelder” en broer Ton bouwde de zaak van zijn ouders uit tot een zeer grote speciaalzaak “Ton Koning Tweewielers”, eerst op de Edammerweg 26 en 27 en sinds 16 mei 2008 aan de Julianaweg 149. De onderneming heet nu: “Bike Totaal Ton Koning”. Broer Thaam heeft in de fietsenzaak van Ton gewerkt. Broer Bart had andere interesses.

De volgende generatie heeft de winkels inmiddels overgenomen. Dat geldt zowel voor “De Munnikvelder” als voor “Bike Totaal Ton Koning”. Jan van Ton Koning heeft een zaak aan de Julianaweg 98 “Fietsservice Koning”. En in Monnickendam heeft Ber Koning, zoon van Jan van Teun, jarenlang een fietsenzaak gehad. Deze zaak wordt nu geleid door een dochter van Ber, kleindochter van Jan van Teun.

Teun van Koppie en Lijp van Ouwe Tonge

Moeder Lijp was al jong weduwe. Kees Tol, Kees van De Knoest, de vader van de onvergetelijke De Knoest, was op jonge leeftijd zijn vrouw verloren. Lijp en Kees kregen kennis aan elkaar en zijn getrouwd op 13 februari 1967 met een onvergetelijke bruiloft in de AMVO. Lijp was toen bijna 65 jaar. Het huwelijksgeluk duurde maar 1 jaar en 9 maanden. Lijp overleed 7 november 1968. Na de Edammerweg heeft ze eerst gewoond op het Zuideinde, daarna in de Begoniastraat en uiteindelijk bij Kees van de Knoest in de Rokersgracht 7.

Gré Pelder en Jan van Teun trouwden in 1947 en gingen wonen op de VD 29, gekocht van de broer van zijn zwager Ketje Kwakman, die gehuwd was met zijn zus Maart. Jan en Gré kregen 7 kinderen. 3 jongens en 1 dochter zijn geboren op de tot ‘waterwoning’ omgebouwde botter. Toen Jan een baan kreeg bij Van Goor, verhuisden Jan en Gré naar Monnickendam. In een nieuwgebouwde woning werden daarna nog 3 kinderen geboren.

Fernhout en Henk Stuurop

Jan van Teun was van jongs af aan geïnteresseerd in veel dingen, o.a. schilderen had zijn interesse. Fernhout was een kunstschilder in Amsterdam, die o.a. lesgaf aan Jan Stroek. Jan van Teun ging een keer mee uit interesse en heeft vervolgens jarenlang les gehad van Fernhout.

In de woning van de bovenmeester van de lagere school aan de Edammerweg woonde meester Pruim. Henk Stuurop was de neef van meester Pruim en kwam inwonen op de Edammerweg. Om de kost te verdienen leerde hij mensen typen. Vader Teun van Koppie vond dat Jan moest leren typen. Dan kon hij samen met zijn broer Ton reclameblaadjes maken om uit te delen in de huizen op de dijk. Jan ging daarom bij Henk Stuurop op les.

Fokker en een draai om je oren

Na de lagere school ging Jan, zoals zo veel jongens uit Volendam, naar de Ambachtsschool in Edam. Hij leerde voor bankwerker. Maar hoe kwam je aan werk?

Achter de toen nog bestaande Sint Jozefschool (A), in de Sint Jozefstraat 10, ter hoogte waar nu het plantsoen is van de Berend Demmerstraat, stond een noodschooltje. Daar was gedurende de crisisjaren een zogenaamd crisishokje gevestigd. Je kon je daar melden als je werk zocht. Daar kwamen geregeld bazen langs om personeel te werven. Op een gegeven moment zat daar ook iemand van Fokker. Jan van Teun en Hein Molenaar (Sille) werden uitgekozen om bij Fokker te Komen werken. Zij waren de jongsten.

Tijdens zijn werk bij Fokker deed Jan iets wat niet mocht en kreeg plots een draai om zijn oren van zijn chef. Jan had, zo vond hij, een betere manier uitgevonden om sneller en beter schroefdraad te maken voor bouten. Zijn bazen vonden zijn werkwijze te gevaarlijk. En wie niet luistert, moet maar voelen!

“Leer je daar soms ook dat er geen God bestaat?”

Jan werd op kantoor geroepen en daar zat Anthony Fokker die hem vroeg: “waarom Jan, heb je dit zo gedaan.” Jan zei daarop: “omdat het veel te duur wordt als het met de hand gedaan moet worden.” Blijkbaar viel Jan bij Anthony Fokker in de smaak, zozeer zelfs, dat Jan het aanbod kreeg om een interne driejarige opleiding te volgen. Hij zei tegen meneer Fokker dat ze thuis niet het geld hadden om deze interne opleiding te betalen.

Anthony Fokker besloot toen om Jan de opleiding gratis te laten volgen. En hij kreeg nog loon ook. Jan ging vervolgens met dat ongelooflijk goede nieuws naar zijn ouders. Zijn vader bleef argwanend en zei alleen maar: “leer je daar soms ook dat er geen God bestaat?”

De opleiding bij Fokker duurde 3 jaar. Bij de diploma-uitreiking was de oorlog net uitgebroken. Het betekende dat Jan voor Fokker niet naar Indonesië moest om daar te gaan werken. Hij werd tewerkgesteld bij Fokker in Edam in de fabriek van Heymeijer. Hij bleef daar werken tot hij naar Duitsland moest voor de arbeitseinsatz.

Vluchten uit Duitsland

Jan werd in Duitsland tewerkgesteld in een fabriek waar locomotieven werden gemaakt. Die fabriek lag in Durlach bij Karlsruhe. Jan heeft ongeveer een jaar in die fabriek gewerkt. Hij vluchtte daarna samen met zijn maat Piet Ketting uit Hoorn.

Jan had een manier bedacht om aan geld te komen om te reizen. Hij verstond de kunst om een condoomautomaat te lichten. Die stonden meestal op stations. Soldaten die toch ‘geholpen’ wilden worden, konden bij Jan terecht. In plaats daarvoor kreeg hij Duitse Reisemarken waarmee je kon reizen. Eenvoudig

was dat niet. Evenmin was het gemakkelijk voor beiden om aan de Duitsers te ontkomen en om onopgemerkt naar Nederland terug te keren. In weer en wind en vooral met veel kou en sneeuw gingen ze op weg naar Nederland. Dan hier
en dan weer daar slapen en als er geen plek was om te slapen, dan maar in een hooiberg of in een portiek van een kerk. Uiteindelijk kwamen ze via Tegelen Nederland binnen.

“Waar kom jij nou vandaan?”

Na veel ontberingen kwam Jan uiteindelijk terug in Volendam. Hij weet nog wat de eerste woorden van zijn moeder waren toen hij het ouderlijk huis binnenstapte: “Waar kom jij nou vandaan?” Ze konden het niet geloven dat hij heelhuids en gezond uit Duitsland was teruggekeerd.

In de oorlog heeft Jan van Teun ook in het verzet gezeten. “Ik was na de oorlog blut en moest van nul af beginnen”, aldus Jan. Na de oorlog werkte Jan eerst bij zijn vader in de fietsenmakerij. Hij repareerde ook motoren van botters. In de jaren dat Jan van Teun in de haven werkte, had hij een werkplaats tegenover het café van Jan Kwakman (Jan Motje) op het Dril. Het was een dubbele woning. Boven woonde het gezin van Kees Mooijer (Kees van Pooij) en zijn uit Friesland afkomstige vrouw Akke de Boer. Daarna werkte Jan in de garage van Jan van de Geer in Monnickendam. Het was een moeilijke tijd voor het gezin van de ouders van Jan. In juli 1946 overleed het jongste kind, Addy, nog geen jaar oud. In september 1947 overleed zijn vader. Moeder Lijp, toen 45 jaar, bleef achter met 8 kinderen. Jan was toen 24 jaar en als oudste stond hij zijn moeder bij in de zorg voor zijn broers en zussen. Jan werkte vervolgens bij scheepswerf Van Goor in Monnickendam.

Daarna ging hij in 1955 aan de slag bij borenfabriek Rex aan het Oorgat in Edam. Klaas Molenaar (van de Loos) was daar administrateur.

Jan als directeur van de KEM (Koning en Molenaar)
Jan als directeur van de KEM (Koning en Molenaar)

Borenfabriek KEM

Bij Jan en Klaas ontstond het idee om een eigen borenfabriek te beginnen. Maar hoe moesten ze het nieuwe bedrijf financieren? Op voorstel van Klaas Molenaar werd Jaap Zwarthoed (Jenno) gevraagd financieel bij te springen. Onder de naam KEM (Koning en Molenaar) startte het bedrijf op 1 november 1958. 

De start van het bedrijf was niet eenvoudig. Aan de zijkant van de nieuwe fietsenfabriek van De Wilde was een ruimte die ze konden huren. Weliswaar moesten eerst ca. 100 wrakken van fietsen worden verwijderd, maar daarna kon het bedrijf van start. Ideaal was de ruimte niet. Hein Schilder (van Madoet) vond dat ook en zei tegen Jan: “Moet dat hier beuren”? Hein had aan de Parallelweg een stukje grond. Ze konden dat wel ‘krijgen’. Jan Koning maakte een tekening voor een nieuwe fabriek en Hein Schilder bouwde hem. Jan ontwierp ook de machines die in de fabriek voor de productie zorgden. Toen Jan directeur was van de KEM kwam in 1977 Bertie daar te werken als uitzendkracht. De keuze van Jan voor Bertie betekende een eind aan zijn huwelijk met Gré Pelder.

Op de foto op de volgende pagina zijn te herkennen: Directie en personeel van de KEM (Borenfabriek) Jan zit links naast mededirecteur Klaas Molenaar.
Staand achterste rij. V.l.n.r: Jaap Zwarthoed (Jenno), Thames Steur (Olivier), Albert Klouwer (Kloon), Hein Tol (Knoest), Bruin Kok (Puleka), Kees de Boer (Anekaan), Evert Sier (Robbert), Albert Veerman (van Dat), Thames Tol (Taans van Kakie), Luukie Meijer uit Monnickendam, Jaap Kwakman (Voeter), Jan Zwarthoed (de Beer van de Bles), Thoom Veerman (van Grietje Mol), Huurdeman uit Edam, Geert Smit uit Edam, Gerrit Hoetner uit Broek in Waterland, Ab Tuijp (gehuwd met Jans Kwakman [van de Mop]

Staande voorste rij, te beginnen naast Evert Sier (Robbert). V.l.n.r: Kees Karregat (Blikke), Kees Steur (van Anne Bommie), Japie Sier (Robbert), Ton Klouwer (Kloon), Jaap Klouwer (Kloon), Kees Kroon (boekhouder), Van Meteren (vertegenwoordiger)
Knielend en zittend vooraan. V.l.n.r: Willem Zwarthoed (Bet), Bart Koning (van Teun en broer van Jan van Teun) met daarvoor Cor Toetjes [Kruimeltje], Directeur Jan Koning (van Teun), directeur Klaas Molenaar (van de Loos), Dirk Bond (Kouwe), Lagerburg uit Edam, Evert Zwarthoed (Pum), Jan Molenaar (van de Loos), Liesbeth Tol (gehuwd met Evert Woestenburg), Gauke de Vries uit Warder en Gerrit Veerman (van Duur).

Boten ontwerpen. In totaal zijn er 206 boten van het type Jakon gebouwd.

Jan is ruim 25 jaar verbonden geweest aan de KEM. Naast zijn periode bij de KEM zocht Jan nieuwe uitdagingen. Hij legde zich in 1962 toe op het ontwerpen van boten. De Jakon (Jan Koning) was een ontwerp van Jan van Teun. Op het Noordeinde werd een jachtwerf geopend. Ook nu weer was Jaap Zwarthoed (Jenno) bereid te investeren. Jaap Zwarthoed (Co de Beer) was degene die de Jakons bouwde. Het was een succesverhaal.

Toen Jan in Monnickendam woonde is hij begin jaren ’70 van de vorige eeuw ook nog een aantal jaren wethouder geweest in die gemeente.

Volendams Museum en schilderen

Jan van Teun stond mede aan de wieg van het Volendams museum. Jan verzamelde in die tijd allerlei koperen gebruiksartikelen en andere zaken die op Volendam (in het verleden) werden gebruikt. Hij werkte daarbij nauw samen met Cor Karels en Adelbert Kohlsaat. Jan van Teun is jarenlang actief geweest bij het Volendams Museum. Nu we het toch hebben over het museum. Jan was ook een goede schilder. Hij heeft meerdere keren eigen werk tentoongesteld, o.a. in het Volendams museum.

L.O.V.E. en kabelkrant

Jan van Teun was ondernemend en had veel ideeën. Samen met Bertie zijn ze ook vrijwilligers geweest bij de start van L.O.V.E. Jan maakte o.a. decors als achtergrond voor Pé Muhren die daar zijn verhaaltjes zoals "Een dijk boven water" voorlas.

Jan is eveneens betrokken geweest bij het tot stand komen van de Kabelkrant. De eigenaren waren Jaap Schilder (Hollywood) en Cees Paassen. De rol van Jan was o.a. om voor reclame-inkomsten te zorgen op Volendam. Jan en Bertie hebben later de kabelkrant overgenomen en deze een tijdlang vanuit hun woning in Edam gemaakt. Na de Nieuwjaarsbrand in 't Hemeltje zijn 2 brandslachtoffers: René Tol en Marga Smit, ook een tijd actief geweest voor de kabelkrant. René is meeverhuisd naar Vincent Veerman (Sjamin) die de Kabelkrant later heeft overgenomen. De kabelkrant wordt nu geëxploiteerd door de Nivo.

Ontwerpers van machines

In 1972 was de visinpakmachine een revolutionaire stap om bevroren vis in te pakken. Het door Jan Koning ontworpen systeem voor Diepvries Monnickendam lijkt op een overhangende Z. In de kuip rechtsonder is een reservoir met koud water, waarin je bevroren vis stort. Omdat er constant bevroren vis in valt, blijft het water ijskoud. Vanuit die kuip loopt er een lopende band met opstaande “meenemers” naar boven. De naar boven meegenomen vis, krijgt door het ijskoude water een beschermende glaceer laag, waardoor de vis een houdbaarheid verkrijgt.

Bovenin aangekomen, tuimelt de vis in een vergaarbak, die van onderen is afgedicht met een klep. Die klep staat boven een “rollerbaan”, waarop van tevoren geopende dozen staan te wachten tot een inpakker de klep opent. De geglaceerde vis glijdt in de geopende doos, die voorzien is van een plastic zak. De inpakker schuift de gevulde doos naar de daarnaast staande weegschaal en controleert of het gewenste gewicht is bereikt.

De inpakker duwt nu de gevulde doos door, naar de lopende band, die is voorzien van tape, waarmee de doos automatisch wordt afgesloten. De doos rolt vervolgens door, richting een pallet waar deze vervolgens van een etiket wordt voorzien. (Met dank aan Jan Veerman).

1. Jan Koning (Johannes Jan van Teun) is geboren in Volendam op 26 mei 1923. Jan is sinds 1982 gehuwd met Bertie Zootjes. Hij is eerder getrouwd geweest met Gré Pelder (*07061925/†07062012) uit Monnickendam.

2. Henk van Teun (*29071925/†27011960) was gehuwd met Cornelia Nibbering (*05011932/†10082014). Hij had een fietsenwinkel in de Brugstraat waar nu ’t Gat van Nederland is gevestigd. Zij hadden geen kinderen. Corrie Nibbering is later gehuwd met Hein Kwakman (Spiering) [†]. Hij nam met Nel de zaak over. Henk Koning met zijn neef Japie Koning (Slappe Thaam) [*08011925/†2002]. Jaap vertrok van Volendam om in Noordwijkerhout een garage te beginnen. Toen hij die garage opdoekte is hij naar Amsterdam vertrokken. Hij werd automonteur bij de politie in Amsterdam. Voor zover bekend had Jaap een zoon.

Henk van Teun nam in 1957 de fietsenwinkel in de Brugstraat over van Jan van Diepen. Jan van Teun herinnert zich dat zijn vader en Jan van Diepen echte concurrenten waren van elkaar. Volgens Jan konden zij elkaar als het ware niet luchten. Toch wilde Jan van Diepen zijn zaak alleen maar verkopen aan een ‘Teun van Koppie’. Aanvankelijk wilde Jan van Diepen zijn zaak verkopen aan Ton Koning, maar uiteindelijk stemde Jan van Diepen ermee in dat Henk zijn zaak overnam. 

De fietsenzaak van Jan van Diepen, later van Henk van Teun naast het toenmalige café van Willem Binken (nu café-restaurant ’t Havengat). Voor Jan van Diepen was hier de kapperszaak gevestigd van Niek de Wit. Zie Bedakkertje over de Sint Jozefstraat .

De fietsenzaak van Jan van Diepen, later van Henk van Teun naast het toenmalige café van Willem Binken (nu café-restaurant ’t Havengat). Voor Jan van Diepen was hier de kapperszaak gevestigd van Niek de Wit. Zie Bedakkertje over de Sint Jozefstraat.

3. Maart (*04111926/†04021963) was gehuwd met Ketje Kwakman (*16071927/†12071981). Zij werd maar 36 jaar. Haar man trouwde later met Jannig Jonk, dochter van Piet Jonk (van de Piel) en Guurt Tol.

4. Cor [De Munnikvelder] (*13111928/†26012004) was gehuwd met Maart Kil (*12111931). Cor is een fietsenwinkel begonnen in de Burg. Van Baarstraat. Deze zaak bestaat nog steeds. Maart woont nog boven de winkel.

5. Ton [Tonnie Teun] (*15121930/†11022018) was gehuwd met Drea Tol, (*19081934). Ton nam de zaak van zijn vader over op de Edammerweg. Hij bouwde de zaak verder uit. Toen het pand op de Edammerweg te klein werd, verhuisde de zaak naar de Julianaweg 149. Ton en Drea verlieten hun bovenwoning op de Edammerweg in 1995. Drea woont aan de Julianaweg.

Een lekke band was er de oorzaak van dat Ton en Drea elkaar voor het eerst ontmoetten. Drea heeft weliswaar Volendammer ouders, maar ze is geboren in ‘s-Hertogenbosch. Haar ouders hadden daar een viswinkel samen met Drea’s ome Hein van Gerrit Snert en haar Pietje Huib, zus van Dreas vader. Later begonnen Drea’s ouders een eigen zaak in Tilburg. Met de fiets mochten ze in de zomervakantie naar Volendam. Ze logeerde dan bij haar ootje en bap op de Calkoengracht tegenover de winkel van Teun van Koppie. Na terugkeer uit Tilburg hebben de ouders van Drea daar ook gewoond.

Ton en Drea hebben de winkel aan de Edammerweg vergroot en uitgebouwd tot de grootste fietsenzaak in Volendam. Zij kochten daarvoor de woning van hun buren. Buurman De Gokker wilde de woning alleen aan Ton en Drea verkopen. Klaas Leek, die in die tijd een groentewinkel had aan het begin van de Edammerweg had namelijk ook interesse. Uiteindelijk kochten Ton en Drea de woning Edammerweg 27 voor fl. 1.200. De oude huizen Edammerweg 26 en 27 zijn in februari 1967 gesloopt en door nieuwbouw vervangen. Nieuw Leven heeft het pand gebouwd.

6. Gaar (*31101933/†10081964). Gaar werd 30 jaar.

7. Thoom [Thaampie Teun], (*22081936/†22061990) was gehuwd met Aal Molenaar [Poep] (*04011940/†23012008). Beiden zijn overleden.

Thaam heeft ruim 25 jaar bij zijn broer Ton gewerkt in de fietsenwinkel. Het was zijn lust en z’n leven. Thaam was 11 jaar toen vader Teun overleed. Hij zag broer Ton als z’n tweede vader. Volgens zijn dochter Elsa was de jeugd van haar vader zwaar, ten minste dat zei Thaam altijd. Thaam moest als 11- jarige als er sneeuw lag en iedereen op de prikslee ging spelen de leren bandjes maken van de schaatsen die altijd afbraken. “Goeie ouwe tijd!” zei Thaam dan. In de winkel werden ook gaskachels gerepareerd. Ze stopten daarmee toen iemand belde dat de kachel het niet meer deed. Na de fietsenwinkel, een korte tijd op de KEM en werk in Amsterdam, heeft Thaam 8 jaar gewerkt bij de AVI. Thaam overleed op 53-jarige leeftijd.

8 Bart (Abelius), (*04091938) is gehuwd met Afra Stroek (*29051942).

9. Addy [Adrianus] (05091945/†28071946).

Volgens Jan van Teun kreeg zijn jongste broertje uitslag. Het zalfje van de dokter daarvoor was vermoedelijk te sterk. Waarschijnlijk is hij daardoor overleden.

Bart van Teun vertelt dat de kinderwagens in de winkel aan de linkerkant stonden. Dat onderdeel is later overgenomen door Thoom Koning (Trudo) met Nel Sombroek (van Piet Cas). Het speelgoed ging naar Gaartje van Dirkie Buijs aan de Julianaweg.

Slot

Het gezin van Teun van Koppie en Lijp van Ouwe Tonge heeft best wel succes gehad met hun ondernemers- en winkelactiviteiten. We hebben een aantal facetten kunnen belichten. Naast vreugdevolle zaken was er ook verdriet. Teun van Koppie werd maar 47 jaar. Het 2e huwelijk van Lijp duurde maar 1 jaar en 9 maanden. De jongste Addy overleed 10 maanden na zijn geboorte. Henk (34), Maart (36) en Gaar (30) stierven jong binnen een tijdsbestek van 4 jaar. Thaam overleed toen hij (53) jaar was. Daar tegenover staat dat Jan 96 jaar is. Een ouwe taaie.

We danken Jan en Bertie en alle familieleden en informanten voor hun bijdrage. En als u fietst, bedenk dan dat de kans groot is dat de fiets waar u op rijdt geleverd is door een van de nazaten van Teun van Koppie.

Margreeth en Cees de Wit

 

 

Even voorstellen: Conny Veerman

Sinds 2019 is Conny Veerman bestuurslid van Stichting Fonds Ouderenzorg Volendam. Wie is Conny Veerman? In het Bedakkertje van maart 2019 schreef ze een boeiende column over haar familie, opleidingen en diverse banen. 

Even voorstellen: Conny Veerman

Toen mij als bestuurslid van de Stichting Fonds Ouderenzorg werd gevraagd iets over mezelf te vertellen, over wie ik ben en wat ik zoal doe dacht ik echt: wie is daar nu in geïnteresseerd? Dat lijkt me echt niet interessant voor de lezer maar Cees de Wit en Denise de Boer hebben me overgehaald om toch iets over mezelf te vertellen.

Familie: Zo ben ik bijvoorbeeld de dochter van Betje Bol (of via haar zondagse naam: van Elisabeth Veerman-Kwakman, de zus van dokter Bolletje) en van Jan Veerman (met als bijnaam Jan Toet of Jan Lol, de zoon van Klaas Toet). Helaas is mijn vader veel en veel te vroeg overleden. De opa van mijn vader was Klaasie Donderdag. Klaasie Donderdag kwam als volgt aan zijn naam. Hij was net als alle Volendammer mannen een visserman. De vissers vertrokken op zondagavond vanuit de haven in IJmuiden en kwamen dan zaterdagochtend terug. Klaasie bleek een bijzonder talent te hebben en kwam al op donderdag terug met een ruim vol met vis. Klaasie had geen eigen schip, maar verhuurde zich met bemanning aan grote vloothouders. Als er slecht weer opkomst was moesten ze aan wal blijven wachten tot het opklaarde. Klaasie ging dan met bemanning maar zonder centen naar het café en liet alles opschrijven. Als de uitbater argwaan kreeg en om geld kwam dan vertelde Klaasie dat hij een groot artiest was en mocht hij daar optreden om zodoende de rekening te betalen. Vaak liep het café dan zo vol dat ze zelfs buiten stonden te wachten om binnen te komen. Hij bleek namelijk echt talent te hebben en zijn naam leeft voort want in hotel Spaander is een kamer naar hem vernoemd.

Ook ben ik de vrouw van Evert Smit (nee, niet die architect, maar de zoon van Cees Smit van Smit en Doede, werkzaam bij de KIVO). Maar ik ben ook de zus van Wolfgang Schwalbe en van Richard Veerman. Eerstgenoemde broer is wel bij veel mensen bekend en heeft ook een verhaal geschreven in ‘t Bedakkertje maar de tweede broer heeft zich een tijd in het buitenland opgehouden en werkt voor Artsen zonder Grenzen. Wellicht veel interessanter om hem te vragen een column te schrijven. Misschien komt dat er nog van ;-).

Dan ben ik nog de moeder van 2 dochters (mijn zoon heeft mij op het hart gedrukt vooral niets maar dan ook niets over hem te schrijven, dus vandaar even tussen haakjes). Ik geniet elke dag van deze 3 hoewel de meiden tegenwoordig op kamers wonen in respectievelijk Utrecht en Amsterdam maar gelukkig komen ze regelmatig door de week en bijna altijd in het weekend thuis.

En daarnaast ben ik samen met vriendin Anja Schilder Vik en de technicus Peter Schilder eens per drie weken verantwoordelijk voor al dat geroddel op de LOVE-radio in het Programma De Roddelaar.

De praktijk op de Herengracht

Tsja, tot zover even wie ik ben. Als u nog niet bent afgehaakt dan kan ik nog iets vertellen over wat ik zoal doe. Naast mijn hoofdbaan bij Euronext, de Amsterdamse beurs, waarover ik hieronder meer vertel, heb ik altijd de behoefte gehad om mezelf te blijven ontwikkelen. Ik ben nieuwsgierig en sta altijd open voor nieuwe uitdagingen. Als mensen dat weten komt er van alles op je pad. Zo heb ik nog als gewichtsconsulente met Sonja Bakker gewerkt samen met Gina Tuijp. LOI-cursus gedaan en daar kreeg ik mijn eerste cliënten. Eerst in Avenhorn en daarna in Volendam. In de kelder bij Peter Schokker. Ik had Sonja aangegeven dat als ik het in Volendam verknalde zij haar klanten kwijt zou zijn omdat dat hier nu eenmaal als een lopend vuurtje gaat. Maar het liep als een trein en met de uitbreiding zijn we workshops gaan geven in het motel Katwoude met weekmenu’s en adviezen. Toen het te commercieel werd en we verhuisden naar de Opperdam stond ik er niet meer achter en ben ik gestopt.

Daarna is Sonja haar boeken gaan schrijven en hoe dat verder is gegaan is wel bij velen bekend. Voor mijn werk als psychologe heb ik mijn eigen praktijk, lees: een mooie kamer op de Herengracht, waar ik probeer mensen weer op de rit te krijgen. Ik heb de opleiding Klinische Psychologie gevolgd naast mijn baan bij de beurs en dat betekende veel leer- en leesuurtjes in de bus. Daarnaast ben ik aangesloten bij een Specialisten/Psychologen Consultancy bedrijf dat mij cliënten doorspeelt van diverse uiteenlopende bedrijven. Omdat ik zelf ook werkzaam ben in het bedrijfsleven is de problematiek die vaak speelt bij mensen uit de zakenwereld voor mij zeer herkenbaar. Ik merk ook vaak dat mensen dat prettig vinden. Mijn drijfveer om psychologe te worden is om mensen te kunnen helpen en anders tegen bepaalde zaken aan te kijken. Dat vind ik belangrijk. Naast de opleiding voor Psycholoog heb ik nog diverse aanvullende trainingen gedaan, zoals een Mastercourse Oplossingsgericht Management & Coaching, EMDR voor traumaverwerking en nog wat meer therapie gerelateerde cursussen.

Momenteel volg ik een opleiding voor Stresscounselor om ook professionele hulp te kunnen bieden bij stress en burn-out klachten. Om zelf niet ten prooi te vallen aan mijn vele activiteiten ben ik regelmatig op de racefiets te vinden richting Beursplein of Herengracht. Op de fiets laat ik alle drukte achter mij en geniet ik van ons prachtige landschap op weg naar Volendam. Ook krachttraining, poweryoga en hardlopen zijn favoriete sporten van mij om te ontspannen en om als uitlaatklep te dienen. Eerlijk gezegd zou ik twee Conny’s willen zijn dan kon ik nog meer uit het leven halen dan ik nu al doe.

De Beurs

Naast mijn functie als psychologe werd ik afgelopen februari veel gefeliciteerd op LinkedIn (Via LinkedIn kun je contact onderhouden met zakelijke contacten of een nieuwe baan vinden). Ik ben namelijk vanaf afgelopen maand februari al 28 jaar werkzaam bij de beurs, voorheen de Amsterdamse Effectenbeurs. In die periode heb ik daar veel veranderingen meegemaakt. In 1997 is de Amsterdamse Effectenbeurs samengegaan met de EOE Optiebeurs en toen Amsterdam Exchanges, ofwel AEX, gaan heten. Na vele fusies groeide de beurs uit tot ‘Euronext’, waar onder andere de beurzen van Brussel, Parijs, Lissabon en Dublin bij horen. In het verleden zijn zelfs Euronext en de beurs van New York (NYSE) één bedrijf geweest. Momenteel vinden besprekingen plaats om ook de beurs van Oslo te laten toetreden. Nooit een saai moment dus!

Mijn activiteiten bij de beurs

Wat doe ik daar nu eigenlijk al die jaren al? Ik werk voor de CEO (Directeur) van de beurs. Ik ben zoals ze dat zo mooi noemen tegenwoordig, zijn PA (Personal Assistant). In deze functie ben ik verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van alles waar hij mee bezig is. Ik zorg ervoor dat telefoontjes worden afgehandeld of doorgestuurd, er stukken en agenda’s zijn voor vergaderingen, regel de reizen en klantbezoeken, plan en coördineer roadshows, verzorg notulen voor de vele en diverse vergaderingen, houd me bezig met het organiseren van Team meetings en check of budgetten kloppen etc. Eigenlijk een spin in het web die overal wel iets vanaf moet weten om zaken te kunnen stroomlijnen. Ervoor zorgen dat ‘het’ loopt zeg maar.

En als je me nu vraagt hoe ik dat al 28 jaar volhou kan ik alleen maar zeggen dat geen één dag hetzelfde is. Ik ga al die jaren met veel plezier naar mijn werk en weet vaak ’s ochtends niet wat er ‘s middags gaat gebeuren. Die afwisseling en soms hectiek vind ik heerlijk. Het inspelen op situaties en ervoor zorgen dat de boel wordt geregeld geeft mij veel voldoening. Verder zijn er bij de beurs volop mogelijkheden om mezelf verder te ontwikkelen. Sinds augustus van vorig jaar (2018) woont de CEO van de groep Euronext (de CEO van alle Euronext locaties) ook deels in Amsterdam en zorg ik ook voor zijn belangen als hij in Amsterdam kantoor houdt.

Wat is nu eigenlijk ‘De beurs’?

Niets spreekt in de financiële wereld zo tot de verbeelding als de beurs, tenminste voor de gewone mens onder ons. Een dankbaar onderwerp van films als de Wolf of Wallstreet. En bij de beurs denken we vaak aan een mierenhoop waar mannen in pakken continu lopen te schreeuwen, in telefoons praten en de boel oplichten als het even kan. Dat het in werkelijkheid toch iets anders is hoef ik waarschijnlijk niet te vertellen, maar toch is de beurs nog steeds wel een ‘ongrijpbaar' iets als je niet dagelijks met beleggen bezig bent.

Met de beurs bedoelen we normaal gesproken de effectenbeurs. Hier komen vraag en aanbod bij elkaar, net als op een gewone markt. Een handelsplek waar gehandeld wordt in effecten. Effecten zijn er in drie soorten: aandelen, obligaties en afgeleide producten zoals opties. Met een aandeel koop je een stukje deelneming in een bedrijf. Met het geld dat de bedrijven hiermee binnenkrijgen kunnen ze investeren. Als het goed gaat met het bedrijf wordt je aandeel meestal meer waard (koersstijging) en over het algemeen wordt er op aandelen ‘dividend’ uitgekeerd, een deel van de winst. Als het slecht gaat met het bedrijf en er geen of nauwelijks winst wordt gemaakt krijg je ook geen dividend. Toezichthouders op de beurshandel in Nederland zijn de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank.
De koersen zijn het gevolg van vraag en aanbod. De 25 grootse beursgenoteerde bedrijven in Nederland zijn opgenomen in de AEX-index. Die kent bijna iedereen wel.

Inkomsten van de beurs

Waar verdient de beurs dan zijn geld mee zou je je kunnen afvragen? Aan onder andere de transactiekosten tussen koper en verkoper, als een bedrijf naar de beurs gaat om te noteren, jaarlijkse servicekosten, het verkopen van alle koersinformatie en tegenwoordig verkoopt de beurs ook diensten aan bedrijven om de inkomsten niet alleen maar afhankelijk te laten zijn van de transactiekosten.

Onderstaand nog wat leuke quizvragen:

A) Hoeveel bedrijven zitten er in de AEX-index?
B) Wat is het hoogste punt dat de AEX-index ooit heeft gestaan?
C) Welk bedrijf heeft de grootste waarde (marktkapitalisatie) van de AEX-index? D) Wanneer begon de eerste optiebeurs van Europa?
E) Wat is de naam van de huidige CEO van de beurs in Amsterdam?

Een aantal leuke weetjes over de beurs

1) De Amsterdamse beurs is de oudste en eerste beurs ter wereld (vanaf 1600)
De gongslag is een eeuwenoude traditie, met VIPS zoals Maxima, Jan Smit en Nick & Simon
2) De gongslag vindt plaats om 9 uur ’s ochtends, hiermee wordt de handel geopend. Om half 6 ’s avonds sluit de handel. Het Amsterdamse stadbestuur had moeite om orde te scheppen in de beurshandel en daarom stelden ze een paar regels in. Een beursknecht luidde de gong om de beurs te openen en als je te laat was kreeg je een boete. In 2002 werd het einde van de vloerhandel ingeluid door een gongslag van Job Cohen.

In 2008, toen de beeldschermhandel begon op de vloer opende Cohen de handel weer met de gong. Sindsdien is besloten om opnieuw de handel elke dag in te luiden met een gongslag. Dat wordt gedaan door speciale gasten.

3) De Optiebeurs. De optiebeursvloer liet vroeger een vrolijk beeld zien met de mannen met de gekleurde jasjes aan. Elk bedrijf had zo zijn eigen jasje zodat zij herkenbaar waren. Een van de jasjes is ooit nog eens ontworpen door Herman Brood.

Beurstrommeldag. Tijdens de 80-jarige oorlog tegen Spanje haalde Nederland veel geld op door de Beurs, en financierde hiermee de oorlog. De Spanjaarden waren hier niet blij mee en bedachten daarom het volgende. Zij wilden een boot vol met explosieven onder het gebouw laten varen om de handelshoofdstad te beschadigen. Deze ramp wordt voorkomen door een Amsterdams weesjongen die daar aan het spelen is. Hij ziet dit bootje en waarschuwt de gemeente van Amsterdam. Van de gemeente mag hij een wens doen en zijn wens is om te trommelen op de Beurs. Op deze manier is de traditie ‘beurstrommelen’ ontstaan. Elk jaar organiseren wij als beurs van Amsterdam een Beurstrommeldag waarbij we voor dat doel belangrijke gasten uitnodigen om aandacht te vragen voor dan levende thema’s.

Om maar even wat cijfers te noemen: sinds de New York tijd verwerken wij als beurs op dagbasis net zoveel orders als de zoekmachine Google. 1,8 miljoen transacties ter waarde van 8 miljard. Dat is nogal wat.

Beursvloer van nu. En zo ziet de beursvloer er nu uit. Waarschijnlijk had u verwacht dat de handelsvloer erg druk zou zijn. Er zijn veel mensen die dat denken omdat de vloer vroeger vol stond met mensen die naast elkaar effecten aan het verhandelen waren op de daarvoor bestemde ruimte (de crowd of pit) via luidkeels geschreeuw en handgebaren (open outcry). Dit is niet meer het geval. Op 6 december 2002 vond de laatste fysieke transactie plaats, daarmee kwam na 400 jaar een definitief einde aan de vloerhandel in Amsterdam. Alles is overgegaan op schermenhandel (computers).

De bull. Als je op het beursplein bent zie je daar een stier staan voor de beurs. De stier zie je ook vaak bij andere beurzen. De stier op Wall Street van de New York Stock Exchange is vast ook wel bekend. Wat betekent dit nu die stier bij de beurs? In beurzenland heb je te maken met bull en bear markten. Bull markten zijn markten die stijgen en bear markten zijn markten die dalen. De markten worden zo genoemd omdat een stier van onder aanvalt en je omhoog gooit en beren slaan met hun klauwen naar beneden. Daarom staat er altijd een stier voor de beurs en geen beer.

Mercurius. Als je in het pand aan het Beursplein rondloopt kun je niet om Mercurius heen. Mercurius was de boodschapper van de Romeinse goden en hun god van de handel, en werd daarom internationaal door beurzen als symbool gebruikt. Mercurius is de tegenhanger van de Griekse god Hermes. Door de jeugdige escapades van Hermes werd hij ook wel de god van de dieven genoemd. Kenmerkend zijn de vleugels op zijn helm en aan zijn voeten, waarmee hij zich snel kon verplaatsen. Dat brengt onze Mercurius, die vaak vergeleken wordt met Hermes, niet altijd in een fraai daglicht.

Wally van Hall 

In de beurs hangt ook een gedenkplaat van Walraven (Wally) van Hall. Hij wordt ook wel de bankier van het verzet genoemd. Hij was de leider van een geheime bank, het NSF (Nationaal Steunfonds). Wally van Hall had dit opgericht met zijn broer Gijs in 1943. Dit gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het NSF gaf geld aan het verzet met gevaar voor eigen leven. Met illegale leningen en een miljoenenfraude bij de Nederlandsche bank wist het NSF ruim 83 miljoen gulden te verdelen onder de slachtoffers van de bezetting. Helaas kwamen de soldaten, net voor het einde van de oorlog, hierachter en hebben hem daarom vermoord. Bankier van het verzet is ook verfilmd met Barry Atsma en deels bij de beurs opgenomen.

Zo, dit was het dan. Dit lijkt me wel genoeg. Ik hoop dat ik hiermee een kijkje in de keuken van de persoon Conny Veerman en de beurs heb kunnen geven. Dank voor het lezen.

Antwoorden:
A) 25; B) 703,18; C) Royal Dutch Shell; D) 4 april 1978; E) Simone Huis in ‘t Veld

Conny Veerman

 

Willeke Alberti

Deze keer zetten we Willeke Alberti in het zonnetje. In de zomer van 2015 had de redactie van het Bedakkertje de eer Willeke Alberti te interviewen. Onlangs maakte ze bekend dat ze in februari een groots concert zal geven in het concertgebouw in Amsterdam. Dit concert is ter ere van haar 75e verjaardag (geboren 3 februari 1945). Vanuit de ouderenzorg dragen we haar een warm hart toe. In 2001 richtte ze de Willeke Alberti Foundation op, een stichting die activiteiten organiseert voor mensen in verpleeg- en verzorgingshuizen.

In mei 2016 verraste Willeke Alberti de bewoners van De Meermin in Edam tijdens het 40-jarig bestaan. Dit verslag heeft ook uitgebreid in het Bedakkertje gestaan. Daarom vinden wij het hoog tijd om Willeke Alberti in het zonnetje te zetten. 

Lees hieronder het interview uit het Bedakkertje zomer 2015 en enkele foto's van van het jubileum in de Meermin. 

Interview met zangeres en actrice Willeke Alberti. Ook bekend als dochter van Willy Alberti en moeder van Johnny de Mol.

Willeke Alberti is in februari 2015 - 70 jaar geworden en heeft drie kinderen. Willeke Alberti zet zich actief in voor de zorg. De redactie van het Bedakkertje kwam daarom op het idee om een interview met haar af te nemen. Gelukkig voor de redactie werkte mevrouw Willeke Alberti hier graag aan mee!

Sinds wanneer zet u zich in voor de zorg?
Willeke Alberti: Ongeveer 17 jaar geleden ben ik heel intensief begonnen mezelf in te zetten voor de zorg, maar in 2002 ben ik begonnen om de stichting op te zetten (Willeke Alberti Foundation – www.willekealberti- foundation.nl). Dit is ontstaan vanuit (toen nog) de Sponsorloterij, waarvan ik ambassadeur was. De centjes die ik daarmee verdiende stopte ik dan weer rechtstreeks in de stichting.

Hoe breed is de zorg waarvoor u zich inzet?

Het is niet alleen ouderenzorg, maar ook gehandicaptenzorg en bijvoorbeeld psychiatrische zorg. Het belangrijkste wat we doen is het verzorgen van optredens. Deze maand hebben we er zelfs 20 gedaan in en rondom Den Haag. Ook voor gehandicapten.

Vallen de mensen die in mindere of meerdere mate dement zijn daar ook onder?

Zeker, ook voor mensen die dement zijn is het belangrijk om de oude tijd terug te laten komen. Meestal duurt het ongeveer 15 minuten en dan gebeurt er gewoon iets. Vooral als we dan beginnen met het lied ‘twee motten’,gebeurt er iets met de mensen. Ook de verzorgenden en vrijwilligers zien iets gebeuren met de bewoners. Dit is echt heel bijzonder!

Wat gebeurt er dan? Kunt u dat omschrijven?

Ja in de ogen, je ziet ontroering en emoties. Van de week was er zelfs een meneer die al een hele tijd niet meer kon lopen en die kwam met een bepaald nummer zo naar me toe lopen. Ja het klinkt heel gek, maar het was echt zo!En dat inspireert mij enorm. Degene die hem verzorgt zei: ‘er is nu echt een wonder gebeurd!’ Zo blijkt maar weer, muziek is ZÓ belangrijk, voor iedereen.

Heeft de belangstelling voor ouderen en om zich in te zetten er altijd al in gezeten?
Het ging bij ons van generatie op generatie, het zit in de genen. Nu zit ik in deze generatie, daarvoor mijn vader Willy Alberti en nu mijn zoon weer die door iedereen bekeken en bewonderd wordt. Daar ben ik ontzettend trots op!Het is eigenlijk allemaal begonnen met m’n vader. We doen goed werk, maarsponsors blijven nodig. Het blijft professioneel, ik werk al 20 jaar met dezelfde band en daar zijn ook kosten voor nodig. Wij moeten natuurlijk ook ons brood betalen bij de bakker, haha (lacht). En dat gaat goed, het is nog steeds gelukt! Onze bandleden doen soms zelf ook een bijdrage, dan zeggen ze: stop deze opbrengst in de stichting. Zelfs mijn grote kleinkinderen gaan inmiddels mee om te helpen, er zit veel werk aan maar dat is het allemaal waard!

Merken jullie als stichting dat er veel verandert in de zorg?
Er wordt momenteel veel gekort op de zorg, ook onze stichting merkt dat. Daarom werken we nu vanuit onze stichting aan een bezwaar (petitie) om die korting ongedaan te maken. We zijn deze petitie gestart om meer geld voor de (ouderen)zorg te behouden. En niet alleen voor ouderen, ook voor de 

gehandicaptenzorg en voldoende psychologische hulp. Op de zorg wordtoveral beknibbeld en wij zijn voor ‘zorg voor zorg’. Dat is belangrijk!

Alles valt en staat met vrijwilligers.

We moeten er allemaal op blijven letten dat iedereen de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. De overheid kan dat niet alleen. Ook wij moeten de handen uit de mouwen steken. Mensen die wat te geven en te delen hebben, kunnen dat doen. En zo maken en houden we ons landje gezond. Dat geldt voor elk mens en dat is mijn streven. Dat heb ik van mijn ouders meegekregen, van mijn grootouders trouwens ook. Dat voor elkaar zorgen zit er zó in, dat is míjn grootste zorg.

Dat heeft u mooi gezegd.

En dat meen ik ook uit de grond van m’n hart!

Welke nummers slaan het meest aan bij optredens in de zorg?

De oudere nummers als ‘Spiegelbeeld, Reisje langs de rijn en Twee motten’, maar ook een medley van zangers en zangeressen die er niet meer zijn zoals van André Hazes, Willy Alberti en Conny van den Bos. Als ik in de buurt van Amsterdam ben zing ik uiteraard iets van Johnny Jordaan, zo pas ik dat eenbeetje aan per regio. Het leuke is ook dat de jeugd dan ook ‘de glimlach van een kind’ of ‘niemand laat z’n eigen kind alleen’ meezingt.

Wat is het leukste dat u terugkrijgt tijdens deze optredens?

"Je krijgt zóveel terug, zoveel warmte, liefde en emoties." Het contact wat je hebt met de mensen, je krijgt zóveel terug, zoveel warmte, liefde en emoties. Dat is echt heerlijk om te zien, te voelen en ook te delen. Iedereen werkt mee. Het kán ook niet alleen! We hebben steun en donaties nodig. Ook onze band werkt er met veel liefde aan mee (het blijft natuurlijk hun werk), maar wel met liefde voor de zorg.
Het optreden in Volendam (Pius X red.), alweer een aantal jaren geleden, ging precies zo. Makkelijk contact met de mensen en meezingen waren geen probleem.

Hoeveel optredens verzorgt u ongeveer per maand in de zorg?

We hebben het nu twee jaar lang minder vaak kunnen doen vanwege de vele optredens met 'De Jantjes' (soms zes per week), maar nu hebben we de draad weer opgepakt. We hebben aan fondsenwerving gedaan en optredens voor de zorg kunnen doen. Deze maand hebben we er twintig gedaan in 18 verschillende huizen in onder andere Den Haag en Leidschendam. Dat zijn er soms twee per dag, heel intensief, maar we worden met veel warmte ontvangen. Dit hebben we in samenwerking gedaan met WoonZorgcentra Haaglanden.

Heeft u ook met Volendamse artiesten samengewerkt?

Jazeker! Ik was bij de eerste cd-uitreiking van Nick en Simon en ook heb ik samen gezongen met Jan Smit en 3js tijdens De Zomer Voorbij in Kroatië. Fantastisch!

Werkt u ook samen met andere stichtingen?

We gaan een mooie samenwerking aan met het Nationaal Ouderenfonds, zo worden de wachtlijsten korter, draagt iedereen z'n steentje bij en elk dubbeltje komt goed terecht!

Wij danken u hartelijk dat u mee wilde werken aan deze editie van het Bedakkertje!

 

Over de Willeke Alberti Foundation:

Waarom muziek?

Muziek is een taal zonder grenzen. Naast onderwijs, gezondheidszorg, voeding en een veilig heenkomen hebben mensen het recht op sociale en culturele ontspanning. De “WAF-formule” is gebaseerd op deovertuiging dat ontspanning en plezier kunnen bijdragen aan een welkome afleiding bij het ziekteproces.

Willeke betrekt de mensen in haar muzikale wereld, praat met de mensen, en maakt ze aan het lachen, zodat ze alles even helemaal kunnen vergeten. De Willeke Alberti Foundation streeft ernaar om op termijn zoveel mogelijk zieke kinderen, senioren, zieken en minder validen in zoveel mogelijk

ziekenhuizen of andere instellingen binnen de gezondheidszorg, te laten genieten van speciale kleinschalige optredens.

Voor wie bestemd?

De optredens van Willeke Alberti zijn bedoeld voor langdurig lichamelijk zieken, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en ouderen die afhankelijk zijn van verpleging en verzorging. De Foundation organiseert een groot aantal speciale optredens in ziekenhuizen, bejaardencentra en verzorgingshuizen.

 

Samen zijn we sterk!

De Willeke Alberti Foundation heeft de afgelopen periode weer een aantal optredens verzorgd in verzorgings- en verpleegtehuizen. De wachtlijst voor een optreden van de Willeke AlbertiFoundation is helaas nog steeds lang...te lang. Maar er is goed nieuws want de Willeke Alberti Foundation gaat een mooie samenwerking aan met het Ouderenfonds en zoals Willeke altijdzegt ‘Samen staan we sterk’ en zo ishet ook! Samen met het Ouderenfonds gaan we er voor zorgen dat de wachtlijst snel korter wordt en dat we dus veel ouderen een mooie middag kunnen bezorgen!
Bron: www.willekealberti-foundation.nl

 

Enkele foto's - 40 jaar De Meermin woensdag 25 mei groot feest in de jubilerende Meermin

Jan Tol (Nonnie)

In het zonnetje zetten we deze keer Jan Tol (Nonnie). In de zomereditie van 't Bedakkertje schreef Jan Tol (Nonnie) een column over zijn periode als directeur bij Tol Plaatwerk. Inmiddels zet hij zichzelf vol overgave in voor de Stichting CarMar. Het doel van die stichting is om en CarMar thuis te realiseren. Het CaMar huis moet een eigen plek worden waar niet de beperkingen van de bewoners, maar juist hun mogelijkheden en wensen centraal staan.

Hier volgt de column uit de zomereditie 2018 van 't Bedakkertje:

‘Bekende Nederlanders’

Als voormalig directeur kan ik met trots vertellen dat TOL Plaatwerk al jarenlang bekend staat als één van de meest vooraanstaande bedrijven in Nederland op het gebied van speciaal plaatwerk. Daarom wordt er dan ook vaak meegewerkt aan grote projecten.

Na de afronding volgt er in veel gevallen een opening waarvoor een ‘bekende Nederlander’ wordt uitgenodigd. Wat dan altijd weer opvalt is de krampachtige manier waarop mensen met zo iemand omgaan. Het is naar mijn idee dan ook vrij eenzaam aan de top, want vaak durft men geen gesprek aan te gaan en reken maar dat een BN’er ook weleens een slechte mop wil horen. Nu hebben wij als Volendammers natuurlijk makkelijk praten, want we zijn sowieso opgevoed met de instelling dat je niet naast je schoenen moet gaan lopen en daarnaast loopt bij ons het hele dorp vol met bekende mensen.

Voor de opening van een nieuwe Verkeerspost op de zuidelijke Waaloever om het scheepvaartverkeer in goede banen te kunnen leiden, was minister Roelf de Boer van Verkeer & Waterstaat uitgenodigd. Meestal komt zo’n bewindspersoon aan, schudt een paar handen, knipt het lintje door en verdwijnt dan weer in de auto. In dit geval ging het even iets anders. Om bij de Verkeerspost te komen moest hij op een soort Markenboot stappen en daar stond hij dan, moederziel alleen aan een tafeltje. Zelfs de aanwezige Commissaris van de Koningin nam niet de moeite om een gesprek aan te gaan. Dus toen zijn wij er maar bij gaan staan en hebben heen en terug een 

bijzonder leuk gesprek gehad, vooral toen we vertelden waar we vandaan kwamen. Wat dat betreft hebben we als ondernemers uit Volendam natuurlijk altijd een goede ingang voor een gesprek. Als het geen sportliefhebbers zijn, houden ze wel van muziek en/of visgerechten.

Het noemen van ‘Volendam’ wekt dan ook géén associaties op met vechtende supporters en als ze niet van onze Palingsound houden, vinden ze het Operakoor weer geweldig.

Je doet er je voordeel mee. Het is dan ook meerdere keren voorgekomen dat je wordt uitgenodigd om een project te komen bespreken en de opdrachtgever besluit om naar Volendam te komen.

Toen Joop van den Ende het idee kreeg om zijn eigen Tv-zender te beginnen werden wij gevraagd om de benodigde bedieningslessenaars te ontwerpen voor zijn studio in Aalsmeer. Het hele project moest in korte tijd afgerond worden en door politieke ontwikkelingen werd het noodzakelijk om vanuit Luxemburg te gaan uitzenden. 

Tijdens een eendaags bezoek aan Luxemburg werden er twee villa’s gehuurd en moesten er ook daarvoor bedieningslessenaars geleverd worden. Jaap Buijs zaliger waarschuwde nog: “let je wel op je centen.” Het hele project TV-10 is niet doorgegaan, maar iedereen heeft zijn geld gekregen. Joop van den Ende had daarvoor een hele eenvoudige uitleg: “Als ik TOL Plaatwerk niet betaal, weet binnen de kortste keren heel Volendam het en uiteraard geldt dit ook voor alle andere bedrijven die voor mij hebben gewerkt. In dat geval is het hele project TV-10 project bij voorbaat gedoemd te mislukken.” 

Bij de ontwikkeling en vooral de (kleur)keuze van de materialen moesten we samenwerken met interieurontwerper Jan des Bouvrie. Alle stalen onderdelen moesten gespoten worden in een aparte kleur paars, de houten onderdelen in de kleur zwart en de voorrand in eiken. Ik dacht eerst dat hij gek geworden was, maar achteraf was het prachtig. Ieder z’n vak, dus.

De nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Nederland, de heer Clifford M. Sobel (2001-2005), ging op kennismakingsbezoek langs alle provincies. Toen Noord-Holland aan de beurt was, werd ik als vertegenwoordiger van het MKB uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn en zat ik bij de eerste ronde van het diner naast hem aan tafel. Natuurlijk vertelde ik hem over onze projecten en met name over onze werkzaamheden voor luchthaven Schiphol. Toevallig was zijn vriend op dat moment directeur van John F. Kennedy Airport in New York. Vol trots kon ik zeggen dat we net klaar waren met Terminal 4 op deze luchthaven en dat we ook andere internationale luchthavens hebben voorzien van monitorbehuizingen en bedieningslessenaars. Toen de tweede ronde van het diner werd aangekondigd ontstond er een klein probleem, want hij wilde eigenlijk blijven zitten aangezien we nog niet waren uitgepraat. De andere gasten zag je kijken met vragende blik van ‘wie is dat?’ Overigens leverde dezelfde bijeenkomst daardoor nog een hele belangrijke, zakelijke relatie op.

Recent heeft TOL Plaatwerk de torensimulator van het NLR (Netherlands Aerospace Centre) aangepast. Het hele bedieningslessenaar hebben we groter moeten maken, zodat er met meerdere operators gewerkt kan worden.

Recent heeft TOL Plaatwerk de torensimulator van het NLR (Netherlands Aerospace Centre) aangepast. Het hele bedieningslessenaar hebben we groter moeten maken, zodat er met meerdere operators gewerkt kan worden.

Projecten voor luchthaven Schiphol en andere nationale en internationale vliegvelden, voor radio- en Tv-studio’s en voor alle gevangenissen in Nederland, projecten voor Verkeer- en Waterstaat en ontmoetingen met bekende en onbekende Nederlanders: allemaal zaken waar ik nog steeds met veel plezier op terugkijk. Maar met minstens evenveel plezier kijk ik terug op de samenwerkingen en ontmoetingen die ik heb gehad tijdens mijn werkzaamheden als vrijwilliger. Na mijn afscheid bij TOL Plaatwerk heb ik in de afgelopen jaren mee mogen werken aan prachtige projecten, waaronder de inrichting van PX en de nieuwbouw van de Pastorie. Het is fantastisch om te zien hoe rijk we zijn aan vrijwilligers en bedrijven die de totstandkoming van dit soort dingen mogelijk maken.

Goed omgaan met mensen is daarbij van essentieel belang en vooral ook waardering voor ieders inbreng en het vakmanschap.

Ik wil hierbij iedereen graag bedanken voor de samenwerking in de afgelopen jaren.

Jan Tol (Nonnie)

 

Jack Veerman (Dekker)

In het extra Bedakkertje van april stond het interview met Jack Veerman (Dekker). Jack nam 9 juni 2018 afscheid in de Jozef met de Mon Amourband. Leeftijd, gezondheid, meer aandacht voor zijn (klein)kinderen en zijn ‘mon amour’ waren de voornaamste redenen om te stoppen. We zetten Jack Veerman in het zonnetje. 

Interview Jack Veerman (Dekker) 11 april 2018

9 juni 2018 is het laatste concert van de Mon Amour band. Na elf jaar stoppen ze op het hoogtepunt. Het laatste concert vindt plaats in het Sint Jozefgebouw in Volendam. We blikken terug met Jack Veerman (Dekker), oprichter van de Mon Amour band en voormalig drummer van BZN.

Jack Veerman is 64 jaar en getrouwd met Nel Veerman en vader van 3 dochters: Tiny, Marie en Afra.

Hoe is de Mon Amour band tot stand gekomen?

Op 16 juni 2007 werd het laatste concert van BZN gespeeld in Ahoy. Ik was toen 52 jaar en had 35 jaar in BZN gespeeld. Toen Jan Keizer aangaf te band te verlaten waren we bezig met de tournee '40 jaar BZN'. Daarna volgde een afscheidstournee. Hierdoor had ik twee jaar de tijd om te bedenken wat ik wilde gaan doen. Ik was nog niet 'klaar'.

Tijdens de afscheidstournee (2006-2007) merkte ik dat het publiek het erg jammer vond dat we stopten. Toen kreeg ik het idee, om net als voor The Cats, een BZN tribute-band te beginnen. Ik heb daarvoor de beste mensen in mijn omgeving benaderd. Linda Schilder voor zang, Daniël Metz speelt onder andere accordeon, trompet, toetsen en synthesizer. Een geweldige muzikant. Hij woont op Ameland, maar had de reistijd ervoor over. Jan Sombroek was al jaren een vriend van me, gitarist in hart en nieren. Hans Keizer als toetsenist en Nico Stein, een veelzijdig gitarist.

Voor de zang had ik ook Johan Keizer gevraagd maar het bleek voor hem als advocaat uiteindelijk niet te combineren. Toen hebben we Peter de Haan benaderd. De kleur van zijn stem past goed bij die van Linda. En met die samenstelling treden we nog steeds op. De Mon-Amour band bestaat nu bijna elf jaar.

Wat is er in de afgelopen elf jaar veranderd?

We begonnen met het BZN-repertoire, dat was ook de opzet. Voor mij was BZN nog niet klaar en bovendien hadden de fans verdriet om het afscheid. Dit hebben we een aantal jaren gedaan, met gedeeltelijk succes. We merkten dat het te vroeg was voor een tribute-band, de fans waren er nog niet aan toe. In het geval van The Cats kwam 30 jaar na dato een tribute-band. Daar waren de fans er wel aan toe.

Wat was je verwachting van de Mon Amour band?

Ik dacht dat wij het gat dat was ontstaan konden opvullen. Er heerste verdriet bij de fans. In het begin speelden we in feesttenten, sporthallen en grote zalen. Daarna gingen we de theaters in en dat beviel beter. Toch waren we na twee jaar toe aan iets anders. Er stond een artikel in de Nivo over The Cats, over de palingsound van 50 jaar geleden. Toen kwam het idee om de tribute helemaal los te laten en ons te richten op 50 jaar palingsound. Met nummers van BZN, The Cats, Maribel, Jan Smit, Alles, Leftside enzovoorts. We gebruiken hiervoor ook de originele videoclips. Dit is uniek in Nederland. Tussen de wissel als BZN tribute-band naar '50 jaar palingsound' hebben we een jaar niet gespeeld. Je moet als band namelijk werken met een zogenoemde click-track (Een digitaal apparaat geeft het tempo aan van een nummer door middel van een click. De click zorgt ervoor dat je strak in de maat blijft spelen, red). In 2014 begonnen we weer met spelen. Het was heel wat anders, maar het voelde gelijk goed. Bij ons én bij het publiek. We speelden veel meer in theaters waar we nummers van alle artiesten die Volendam heeft voortgebracht ten gehore brachten.

Wat kun je vertellen over de term 'Palingsound'?

Deze benaming is bedacht door DJ Joost den Draaier (artiestennaam van Willem van Kooten). Om nummers gedraaid te krijgen nam de toenmalige manager van de Cats Jan Buijs (Tuf) gerookte paling mee naar de radiostations. Dus bedacht Willem van Kooten de naam Palingsound. Aan het begin van onze theatershow vertelt Willem van Kooten over het ontstaan van de palingsound. Over The Cats, BZN, Next one enzovoorts. Hartstikke leuk dat Joost Den Draaijer, die deze term heeft bedacht, onze show opent.

Jij bent hét gezicht van de Mon Amour band. Hoe is dit voor jou?

Aan de bekendheid was ik gewend. Voor jezelf wil je daarom dat alles perfect is.
De beste mensen die ik kende wilde ik erbij hebben en dat is goed gelukt. We kregen meteen lovende reacties. In de Mon Amour band werken we met meer muzikanten dus eigenlijk kunnen we de bestaande nummers nóg mooier maken. Met promotie van een single of album was het zo dat ik overal voor gevraagd werd. Dat werk had ik eigenlijk meer willen verdelen. Al snel merkte ik dat radiostations er de voorkeur aan gaven dat ik er ook bij aanwezig was.

Toen BZN stopte was het voor jou nog niet klaar. Hoe is dat nu?

Inderdaad, ik was nog niet klaar om te stoppen (ik was 52 jaar). Maar ik ben drummer, geen zanger. Dan is het toch lastiger om iets draaiende te houden. Nu heb ik wel het gevoel dat het klaar is. Dat heeft ook met mijn gezondheid te maken. Eerst heb ik twee zware rugoperaties gehad en daarna een open-hart-operatie. Daar kwam bij dat ik rondom de Mon Amour band veel zelf moest doen omdat alle anderen er nog een drukke baan naast hebben. Daarbij valt te denken aan het repertoire, contacten, repetities, het organiseren van een dvd-opname en studio- opnames.

Maar toen kwam het moment dat ik écht rustiger aan moest doen. De hartoperatie is vijf jaar geleden. In juli 2017 heb ik aangegeven te stoppen met de Mon Amour band. Ik had verwacht dat de band door zou gaan en ik er zijdelings bij betrokken zou blijven. Er was verdeeldheid in de band over het wel of niet blijven bestaan van de Mon Amour band. Er is besloten niet verder te gaan, wat ik heel jammer vind. Ik heb er nu vrede mee, we stoppen op een hoogtepunt. We hebben prachtige dingen met elkaar gedaan. Waaronder vier cd's uitgebracht en twee dvd's. Het was een mooie promotie: twee uitzendingen bij omroep MAX.

9 juni 2018 is het laatste optreden. Dan heb ik, naast het feit dat ik dan bijna 65 ben, 50 jaar in een tourbus gezeten.

Een muzikant stopt nooit helemaal, wat ga je nu doen?

Ik heb een nieuw project samen met Jaap de Witte (voormalig gitarist van 3J’s) en oud-collega Dick Plat (voormalig toetsenist bij BZN). Wij schrijven en produceren nummers voor een nieuw duo. We hebben er heel veel zin in. Voor mij is het vooral belangrijk dat ik niet meer 's middags om 15:00 in een busje stap en de volgende ochtend om 4:00 terug ben. Daarnaast mag ik weer samenwerken met twee hele leuke collega's Jaap en Dick.

Wat ook leuk is;

Door Evert Veerman (Jassie) ben ik gevraagd om mee te doen aan een avondvullend programma met 'Veermannen'. We stonden uiteindelijk met 14 mensen op het podium, erg leuk om te doen. Dat zijn dingen waarin ik nooit tijd kon steken.

Ook ben ik gevraagd om mee te doen met de 'Vrienden van PX' op 21 april. Het leuke daarvan is dat er een hereniging plaatsvindt met Jan Tuijp en Carola Smit. We zullen twee BZN stukken spelen.

Wat is het leukste wat je met de Mon Amour band hebt meegemaakt?

De laatste DVD opname in Stadskanaal. Deze is opgenomen met zeven camera's. Daarop hebben we eindelijk kunnen laten zien waartoe we in staat zijn. Alles klopt. Het is een DVD geworden met 2,5 uur muziek uit Volendam met prachtige beelden. Daar ben ik trots op! Het is een prachtig document geworden.

Wanneer kwam je voor het eerst in aanraking met muziek?
Muziek kregen wij bij ons thuis met de paplepel ingegoten door mijn vader Thoom Dekker. Hij was dirigent van de fanfare en speelde trompet, klarinet en saxofoon. Ook was hij oprichter van de EVO Band. Wat mij is bijgebleven is het geluid als mijn vader op zijn trompet speelde. Hij was de grote gangmaker van de Dekkers. Met 9 van de 13 kinderen in het korps. Vier in het tamboerkorps en vijf in het fanfarekorps.

Toen ik aangaf te willen drummen, stimuleerde hij dat meteen. "Wil je drummen? Dan ga je nu op les." Dus ik werd naar drumles gestuurd in Amsterdam en moest daar ook noten leren. Dat was eigenlijk mijn bedoeling niet. Ik hield niet van school, maar wilde drummen. Maar, na drie maanden had ik het onder de knie. Ik kon noten lezen. En daar heb ik tot op de dag van vandaag profijt van. Met dank aan mijn vader.

Mijn broers Cor en Jan (helaas overleden aan leukemie) speelden gitaar met vrienden Harmen Veerman en Jaap Lautenschutz. Van vader mochten ze het huis van Bap en Ootje in de Bootsmansteeg/Jozefstraat gebruiken als een oefenruimte. De naam van hun eerste band was de Teddy Boys. Deze naam was op een bepaald moment niet stoer genoeg meer en ze veranderden de naam in de Beat Boys (in de tijd van The Beatles). En daarna is de naam veranderd in Leftside. Verschillende namen van dezelfde band.

Mijn vader, de fanfare, het huis van Bap en Ootje, de Bootsmansteeg, is allemaal de basis geweest.

Aan het begin van je loopbaan was je drummer in de band 'Alles'. Wat voor muziek speelden jullie?
We speelden soul, The Rolling Stones, Birds, allemaal top 40. Een mooie mix. We hebben het nummer Murdock 9-6182 uitgebracht. Het kreeg een goede notering in de top 40. Mijn broer Cor zong dat nummer. Toen was ik 15 jaar. Broer Cor zat in de band Alles met Evert (Jassie). De band Alles zocht een drummer en ze vroegen mij. We repeteerden iedere avond met veel plezier. Ons repertoire was heel divers.

Van welke muziek hield je zelf in die tijd?

Wij zijn opgegroeid in de mooiste en rijkste tijd wat muziek betreft. The Kinks, The Who, The Rolling Stones, The Beatles, ga zo maar door. Kwam er een single uit, dan kon je het niet afwachten om dat nummer te leren. Voor mij was er niets anders, dat was de enige muziek die ik wilde spelen.

Heb je ook deel uitgemaakt van de Dekkerband?

De platen van de Dekkerband heb ik ingespeeld. Lilly van Putten en het Volendammer Volkslied. Eigenlijk was Jaap (Lood) de drummer, maar af en toe viel ik in. We speelden dan met vijf ‘Dekkers’. Klaas, Cor, Bep, André en ik. Aangevuldmet Jack (Jozef) en Theo van Scherpenseel (beter bekend als Specs Hildebrand).

Had je nog een ander beroep naast muzikant?

Mijn vader was naast muzikant ook onderaannemer. Hij had gelukkig elf jongens en dat waren ook zijn knechts. Dus wij gingen automatisch naar de technische school (ambachtsschool). Wij konden timmerman of metselaar worden. Ik ben metselaar geworden en heb dit van mijn 14e tot mijn 20e gedaan. Ondertussen speelde ik in de bandjes Alles, Progress (later Jen-Rog). Met BZN was het metselen niet meer te combineren.

Wat onderscheidde jullie als BZN van de rest van de bands?

De muziek die BZN maakte, met een zanger, zangeres en een accordeon waardoor een prachtige BZN-sound ontstond, was er toen niet. En die hebben wij zelf gecreëerd. Dan moet je natuurlijk ook het geluk hebben met zo'n eerste liedje, dat was Mon Amour. Er zit ook een stuk gesproken Frans in wat het nummer apart maakt.

Toen... kwamen we op nummer 1 met Mon Amour. En wij waren daardoor alleen maar bezig met feest vieren, haha (lacht). Het was toch ook niet normaal! Het was een periode die we uitgebreid vierden. Je weet hoe dat dan gaat. Toen belde Cor Aafting van de platenmaatschappij. "Over drie maanden moet er een lp uitkomen, zijn jullie al klaar?" Toen konden we als de wiedeweerga aan de slag. Hele dagen waren we bezig. Melodieën creëren, teksten schrijven, demo's maken, voor ons eerste album. Het was veel arbeid, we hebben er een bijzonder album van gemaakt.

De lp is uniek geworden met prachtige liedjes. Door díe move van de single Mon Amour hebben we de hele wereld rondgereisd en 14,5 miljoen albums verkocht.

Jullie waren ook bekend in het buitenland. Wat is het mooiste wat je in het buitenland hebt meegemaakt?

Zonder dat we het wisten waren we succesvol in Zuid-Afrika. Daar hebben we ongelooflijke dingen meegemaakt. We waren een muziekspecial voor de Tros aan het opnemen in Kenia. Iemand van de platenmaatschappij zei: "jullie zijn nu toch al in Afrika, ga eens naar Zuid-Afrika. Daar zijn jullie succesvol." We gingen, maar wisten niet wat ons te wachten stond. Als we succes hadden in Zuid-Afrika, dan hadden we dat toch wel geweten?

In Johannesburg troffen we een heleboel fans aan. Zelfs de burgemeester stond ons op te wachten. We konden het niet geloven. We konden niet eens bij de auto komen! We zijn er toen een paar dagen geweest. We hadden geen instrumenten meegenomen. Ze kwamen alleen om ons te zien. We hebben winkelcentra geopend en handtekeningen uitgedeeld. Er stonden 1000 mensen op een plein en wegen waren afgezet. Het was nog gekker dan in Nederland. Vanwege de apartheid in Zuid-Afrika mochten we daar nog niet optreden. Een jaar later werd de apartheid afgeschaft en hebben we daar een paar keer een tour gedaan. We speelden in grote hallen vergelijkbaar met Ahoy. Uiteindelijk hebben we daar net zoveel nummer 1-hits gehad als in Nederland. Diverse albums zijn platina geworden.

Welk nummer van de BZN is het meest bijzonder voor jou? En waarom?

De single Mon Amour. Dat is de oorsprong van alles wat ik heb meegemaakt. We waren een rockband en tijdens repetities speelde Thomas Tol (bandlid BZN in die periode) soms een intro. Dan kwam ik erbij met een roffel. Spelenderwijs is het ontstaan. Jan Keizer, onze zanger, die Frans sprak en Cees Tol (bandlid BZN in die periode) kwamen met de lage noten enzovoorts.

We gingen met drie nummers naar de platenmaatschappij. Tenderness van Glen Campbell, nog een cover én Mon Amour waarin het Frans van Jan toen nog gebrabbel leek. Cor Aaftink van de platenmaatschappij zei: "doe meer met die sfeer van dat Franse nummer. Die komt op nummer 1."

We hebben een arrangeur in de arm genomen (Gerard Stellaard) om het nummer verder te bewerken en in de zomer van 1976 kwamen we op 1. De rest is geschiedenis.

Die single is de basis van alles, ook van de Mon Amour band.

Wat vind je het mooiste van het maken van muziek?

Het proces van het maken van nieuwe nummers. Zelfs nu kan ik nog zenuwachtig zijn als we een nieuw lied introduceren. De beste liedjes ontstaan trouwens in tien minuten. De ervaring heeft geleerd dat de liedjes waar teveel aan gesleuteld moest worden, geen hits werden. Het ontstaan van een nieuw en mooi nummer is magisch.

Het gebeurt weleens dat ik bijvoorbeeld in de auto zit en dat er opeens een couplet, refrein of een intro bij me binnenkomt. Het begint altijd met de muziek. In het maken van teksten ben ik nooit sterk geweest. Bij BZN waren Cees Tol en Jan Tuijp daar goed in.

Met het duo waar we nu mee werken, gaat het hetzelfde. Ik had een mooi melodie en dat wilde ik aan Jaap de Witte laten horen. Er was iemand nodig voor de teksten. We kennen allemaal de Nederlandse taal, maar zoals Jaap de woorden achter elkaar zet. Dat is een gave.

Wat is het meest bijzondere wat je hebt meegemaakt?

Tijdens de opname van een nieuw album waren wij bezig in de Wisseloord studio's. Toen we daar aankwamen was alles beveiligd en nadat we gescreend waren mochten we verder. Wat bleek... Mick Jagger was een soloalbum aan het opnemen in studio 1. En wij namen een album op in studio 2.

Tijdens de lunch zaten we aan dezelfde tafel. Ongelooflijk. Met The Rolling Stones was voor ons alles begonnen en nu konden we zelfs met hem praten. Jan Keizer stond een keer achter de bar koffie in te schenken en Mick Jagger vroeg: "wil je voor mij ook koffie inschenken?".

Jeff Beck was ook uitgenodigd door Mick Jagger in de Wisseloord Studio's. Dus ging je naar de kantine dan hoorde je Jeff Beck zijn nieuwe gitaarlicks uitproberen. Heel bijzonder!

Ook het moment waarop Jan Keizer, Jan Tuijp en ik liedjes gingen schrijven voor Jan Smit wil ik hierbij niet ongenoemd laten. Het nummer 'Ik zing dit lied alleen voor jou' kwam vanuit het niets op nummer 1 (in 1997). Dit was daarvoor jarenlang niet gebeurd. Voor het laatst in 1967 met de single A Whiter Shade of Pale van Procol Harum. Dit was een ware sensatie om mee te maken. We hebben uiteindelijk vijf Nederlandse en vijf Duitse albums voor Jan Smit gemaakt.

Wat is je passie?

Mijn kleinkinderen. Ik ben er stapel op. Toen die op mijn pad kwamen ging er een wereld voor me open. De band die we hebben is heel leuk. Vijf kleinkinderen waar ik tijd aan kan besteden. Ik maak dingen mee die ik met mijn eigen kinderen niet had. Het lijkt een gemiste kans, maar het kón toen niet anders. Zo verschrikkelijk leuk om met ze te stoeien. Samen met mijn vrouw hebben we een paar dagen in de week oppas en dat is... genieten.

Als niets te gek zou zijn in de muziek, wat zou je dan nog willen doen?

Wat de Volendamse band B6-Band nu doet, een formatie met blazers vind ik heel mooi. Helaas is dit er nooit van gekomen. Die muziek is voor een drummer heel interessant en daarin kun je jezelf helemaal uitleven. Als ik daarvoor gevraagd zou worden, zou ik daar zeker over nadenken. Dat is iets wat ik nog nooit heb gedaan, maar wel graag zou willen. Het spelen in zo'n band zit nog ergens in mijn hoofd, haha (lacht).

Wil je zelf nog iets toevoegen?

Ik zou alles weer over doen. Het is een periode geweest die voor weinig mensen is weggelegd. Als muzikant, maar ook als mens. Ik ben nog elke dag dankbaar dat ik het mee heb mogen maken. En het is nog niet over. Ik ben altijd met muziek bezig en dat blijf ik doen. En zal muziek blijven maken van 's morgens tot 's avonds zolang het kan.

Twee dagen na dit interview bereikte ons het trieste bericht dat Cees Tol op 70-jarige leeftijd is overleden.

Jack vertelt zaterdag 14 april: Zijn overlijden is bij mij binnen gekomen als een schok. Cees en ik hebben altijd contact gehouden. In de tijd van BZN was Cees mijn maatje ten tijde van buitenlandse reizen. Wij deelden altijd een kamer. Op Schiphol kochten we standaard een fles port en na een lange draaidag dronken we nog een portje op de rand van het bed. Cees had een aanstekelijke humor en ik denk met veel plezier terug aan die periode. Afgelopen november, december en januari zijn we nog met z'n tweeën naar een arts in Helmond geweest. Deze arts boekte met zijn Chinese geneeswijze goede resultaten bij mensen met herseninfarcten. We hebben tijdens die ritjes weer goede gesprekken gehad, ook over vroeger. Helaas zag Cees weinig resultaat en stopte met de behandelingen, maar ik ben blij dat ik dat nog met hem gedaan heb.

Door Denise de Boer

Meneer Rossenaar

In 't Bedakkertje van december 2017 stond een interview met meneer Rossenaar. Meneer Rossenaar en zijn vrouw hebben onlangs hun 60-jarig huwelijks jubileum gevierd.

't Bedakkertje zoekt meneer Rossenaar op in zijn mooie appartement op de tweede etage. Het balkon heeft een schitterend uitzicht op het park. Nu de bladeren van de bomen vallen is het echt een prachtig herfsttafereel. Meneer Rossenaar geeft dan ook aan dat hij erg blij is dat hij niet beneden woont, maar op 2 hoog. Hij vindt het verder een groot voordeel dat alles om de hoek is, zoals vele winkels. 

Meneer Rossenaar houdt zich graag bezig met het kijken naar voetbal, zowel op tv als op het voetbalveld. Ook houdt hij van klaverjassen, en bezoekt hij natuurlijk heel vaak zijn echtgenote in Sint Nicolaashof. Wij interviewen hem vanwege iets dat ons opviel toen het echtpaar een tijdje terug in de Nivo stond vanwege hun 60-jarig huwelijksjubileum: namelijk dat ze jarenlang naar Spanje met vakantie zijn geweest.

Onze lezers willen altijd graag weten van wie iemand er eentje is. Kunt u ons misschien iets over uw familie vertellen?
Ik ben in Edam geboren, en via de woningbouwvereniging zijn mijn vrouw en ik toentertijd in Volendam terechtgekomen. Ik reed op een vrachtwagen en kwam heel vaak bij de Avi, dus alle Volendammers kenden me al. Ik vond het dan ook totaal geen probleem om van Edam naar Volendam te verhuizen. Mijn vrouw en ik hebben twee zoons, en vier kleinkinderen (twee jongens en twee meisjes).

Uw vrouw woont in Sint Nicolaashof. Wat zijn de ervaringen met de zorg?

De zorg is zonder meer goed in Sint Nicolaashof. Het is een mooi nieuw gebouw met een prachtig restaurant, waar het trouwens heel erg voordelig is! Mijn vrouw verbleef eerst een half jaar in Hoorn. Daar werd wel wat meer samengedaan met de bewoners. Denk bijvoorbeeld aan samen het eten bereiden, samen aardappels schillen en zo. Maar aan de andere kant is Hoorn wel ver, als je regelmatig langs wilt gaan. Dus het is erg fijn dat ze nu in Volendam in Sint Nicolaashof woont.

Zelf krijg ik thuiszorg, en dat bevalt ook goed. Elke dag weer een ander gezicht aan de deur, soms met z’n tweeën zelfs als er een leerling mee is. Ik vind het wel gezellig.

Onlangs waren jullie maar liefst 60 jaar getrouwd. Wat is het geheim voor zo’n lang huwelijk?
Ik heb eerlijk gezegd geen idee! De tijd is omgevlogen. Misschien passen we gewoon heel goed bij elkaar. Het is jammer dat mijn vrouw het niet meer beseft, dat we alweer 60 jaar getrouwd zijn. Sterker nog: als ze ’s morgens in Sint Nicolaashof beneden zit om koffie te gaan drinken, weet ze vaak niet eens dat ze beneden zit. Het is een heel nare ziekte dementie, en erg moeilijk. 

Wij lazen in de Nivo dat jullie vele jaren naar Spanje met vakantie zijn geweest. Hoeveel jaren?
Dat zal ruim twintig jaar achter elkaar geweest zijn. We gingen altijd twee keer per jaar, dus in totaal ben ik er dan zelfs wel een keer of veertig geweest ongeveer. We gingen altijd drie weken in oktober en drie weken in februari. Lekker de warmte opzoeken als het hier wat kouder werd. Als ik eerlijk ben zou ik zelfs nu nog wel naar Spanje willen. Maar dat wordt wel heel erg lastig, om alleen te gaan, vooral ook omdat ik wat slecht ter been ben. Maar niet getreurd: als de zon schijnt ga ik prinsheerlijk in mijn luie stoel hier op het balkon zitten! 

Waar verbleven jullie in Spanje? Steeds in dezelfde plaats, of telkens ergens anders?
Wij zijn gewoontedieren: we gingen altijd steevast naar Benidorm. En ook steeds naar hetzelfde hotel, Caballo de Oro. En altijd met het vliegtuig. Ik vind vliegen best leuk, maar ik viel altijd de hele vlucht in slaap. Pas bij het landen werd ik weer wakker .

Op welke manier vierden jullie vakantie? Samen of met meerdere mensen?

We gingen altijd met z’n tweetjes. Maar weet je, na zoveel jaren leer je daar veel mensen kennen. We kwamen heel vaak dezelfde mensen tegen, dan worden dat een soort vakantievrienden. Erg leuk. We gingen heel vaak naar het strand. Mijn vrouw deed standaard elke ochtend mee aan de gymnastieklessen op het strand. En de kinderen zijn ook vaak een weekje langsgekomen, dan deden we leuke dingen met hen natuurlijk. 

Waarom kozen jullie jaar na jaar voor Spanje?

Ja, dat is best gek als je erover nadenkt. Ik denk dat we hielden van het bekende daar, dat het vertrouwd voelt. We kenden daar op een gegeven moment iedereen. We kwamen er trouwens ook altijd veel Volendammers tegen.

Wat was de mooiste vakantie ervaring?

Op speciale feestdagen hebben ze daar heel mooi vuurwerk. Echt schitterend. Daar was ik erg van onder de indruk, echt heel bijzonder vond ik dat. Je kunt je dat niet voorstellen als je het niet gezien hebt. Duizenden mensen stonden daar dan naar te kijken op de boulevard.

Wat vindt u mooi of bijzonder aan Spanje?

Het stierenvechten is natuurlijk wel echt typisch Spaans. Die volle stadions. En ik vond het altijd wel mooi als een stier zo’n kerel dan te pakken kreeg...

Zijn er ook dingen die u minder mooi of leuk vindt aan Spanje?

Nee, ik kan werkelijk niks bedenken. Natuurlijk moet je het wel treffen wat het weer betreft, maar dat zat eigenlijk meestal wel goed.

Wat zou u absoluut mensen aanraden die volgend jaar naar Spanje gaan. Wat moeten ze echt gaan zien of doen?
Dan kom ik toch weer uit op dat vuurwerk. Echt spectaculair, een aanrader voor iedereen die die kant op gaat.

Bekend zijn de verhalen over Volendammers die hun hele huisraad meenemen op vakantie naar bijvoorbeeld Spanje. Deden jullie dat ook?

Met de auto kun je dat doen, maar wij gingen altijd met het vliegtuig. Ik heb er weinig over gehoord, ik weet wel dat veel mensen dat doen maar ik ken ze zelf niet. Ik vind het wel een beetje gekkenwerk geloof ik, want alles is daar te koop. Wij zelf zouden daar dus niet aan beginnen.

Ook hoor je vaak dat mensen medicijnen of zalfjes meenemen vanuit Spanje naar Nederland, als dat hier niet te krijgen is. Heb je daar ervaring mee?
Wij hebben dat nooit gedaan en ook nooit van anderen gehoord. Gelukkig was het voor ons nooit nodig om een apotheek te moeten bezoeken op vakantie.

Zijn jullie ook naar andere landen met vakantie geweest en kun je ons daar iets over vertellen?
We zijn ook vijfentwintig jaar lang met de caravan naar Wijk aan Zee geweest. In Wijk aan Zee hadden we een vaste campingplek. Ook daar gingen we vaak naar het strand. En lekker op de fiets naar Beverwijk, dat deden we ook veel. Zoals ik al zei, we zijn echte gewoontedieren!

 

 

Afscheid Ben de Bock

Woensdagmiddag 14 juni nam Pater Ben de Bock afscheid als geestelijk verzorger van Sint Nicolaashof. In een fotoreportage wordt het afscheid belicht. Ben blijft gelukkig op zondag geregeld voorgaan in de vieringen in Sint Nicolaashof. 

 

 

Mevrouw Bank-Sinkeldam

In maart 2013 is mevrouw Bank-Sinkeldam geïnterviewd door de redactie van 't Bedakkertje. Ze werd in juni van dat jaar namelijk 100 jaar! 

Wij zetten mevrouw Bank-Sinkeldam, inmiddels 103 jaar, graag in het zonnetje. 

Lees hier het interview terug met mevrouw Bank-Sinkeldam. 

Bewonersinterview met Mevrouw Bank-Sinkeldam.

Maart 2013:

Naam:               Mevrouw Elisabeth (Bets) Bank-Sinkeldam

Leeftijd:            Wordt op 20 juni 2013 100 jaar

Kinderen:          Nico, Wim en Alie Bank (mevrouw Alie Bank is helaas

                           zeer recent overleden)

Echtgenoot:     De heer Kees Bank (overleden)

Mevrouw Bank-Sinkeldam wordt

20 juni a.s. 100 jaar. Een prachtige mijlpaal. Een leven van 100 jaar gaat ook samen met vreugde en verdriet. We vinden het een speciaal moment om hier in ’t Bedakkertje bij stil te staan.

U komt officieel uit De Rijp, hoe zijn uw man en u in Volendam terecht gekomen?

Ik kom inderdaad uit de De Rijp en m’n man officieel uit de Wormer. Zijn ouders hadden daar een kruidenierszaak en hij werkte als knecht bij een plaatselijke kapper. We zijn niet meteen in Volendam gaan wonen, maar hebben, nadat we zijn getrouwd, eerst een kapperszaak gehad in De Rijp. Onze kinderen zijn ook in De Rijp geboren, maar mijn man kon er niet wennen.

Hij had familie in Volendam, waaronder Bertus Binken en Alie Bank, van de Toren. En De Toren zei: jullie moeten naar Volendam komen, hier is echt behoefte aan een goede dameskapper. En zo is het gekomen. Ik was 40 jaar toen we weggingen uit De Rijp, 60 jaar geleden.

Waar was de eerste kapsalon gevestigd?

“De broer van Meester Beumer heeft ons nog verhuisd naar Volendam”

Op de dijk op het Noordeinde. Het was voorbij het huis en de praktijk van dokter Tuip. Eerst had je De Koe, dan de Muuw en dan onze zaak. Heintje van Madoet heeft de zaak helemaal verbouwd. Het liep meteen als een tierelier! Mijn man was echt zó gewend. Ik had wel een paar weken nodig om te wennen, maar heb er nooit spijt van gehad. We hadden ook goede buren die meteen klaar stonden om mij te helpen toen ik in het begin m’n handdoeken niet goed in de roop kreeg. Het was nog net geen strijd om wie mij mocht helpen.

De broer van Meester Beumer heeft ons nog verhuisd naar Volendam, Meester Beumer kwam ongeveer gelijk als ons in Volendam wonen.  

Zestig jaar geleden als ‘buitenstaander’ naar Volendam verhuizen. Ging dat meteen goed?

Bij ons ging dat heel goed. We werden overal opgenomen, we kwamen meteen in de Joppekop en met kermis mochten we overal bij. Mensen uit de omgeving zeiden destijds tegen ons: ‘In Volendam?! Ze laten je links liggen als je buitenstaander bent.’ Maar daar hebben wij niks van gemerkt.

Met een winkel heb je natuurlijk snel contact. Onze kinderen zijn later allemaal kapper geworden. M’n dochter Alie was echt een geweldenaar, die kon alles. Alie is recent overleden, dat is niet de juiste volgorde.. het zou andersom moeten zijn...

Dan denk ik: “Meid knip er toch een stuk af!”

Let u nog steeds op de haarmode?

Jazeker, ik gril van meiden met dat lange steile haar wat er vaak ook nog dood uitziet. Dan denk ik: ‘Meid knip er toch een stuk af!’ Als e nou nog een beetje een krul in zit, maar het lijkt vaak net hooi. Iedereen moet het natuurlijk voor zichzelf weten hoor, maar opgeknipte koppies vind ík het mooist.

Jullie hebben altijd een eigen zaak gehad, gingen jullie wel met vakantie?

Jawel hoor, dan kwam m’n moeder over voor het huishouden, maar we gingen nooit zo lang.

Mijn man zei altijd: ‘als ik 60 ben dan stoppen we. Dan gaan we genieten.’ Maar toen kreeg hij slokdarmkanker, hij moest nog 60 worden en heeft daar 1,5 jaar mee gesukkeld. Hij kon geen eten verdragen en heeft wel 30 bestralingen gehad. Dat is alweer zo’n 35 jaar geleden.

Bijna 100 jaar… hoe gaat het met uw mobiliteit?

“Gelukkig is m’n verstand ook nog goed.”

Ik ga wat slechter zien, maar ik loop nog als een kievit! Een keer per week heb ik een hulp in de huishouding. Aaf heet ze, echt een geweldige hulp. Daar ben ik zo blij mee. Maar m’n boodschappen doe ik nog zelf. Alle dagen ga ik naar Deen. Je moet je benen natuurlijk wel blijven bewegen want als je blijft zitten word je zo stijf als wat. En gelukkig is m’n verstand ook nog goed.

Gaat u vaak naar de kerk?

Elke avond ga ik naar de Vincentiuskerk, tenzij er iets tussen komt. Ik ga in ieder geval 4 á 5 keer per week. Vooral voor de rust die je er vindt. Ik haal er rust maar nú ook veel kracht...

Kunnen we stellen dat dát uw geheim is?

Nou misschien wel ja. Mijn moeder zei altijd: “Als je drie keer per dag bid voor Maria dan word je oud en krijg je een mooi leven.”

Wilt u zelf nog iets kwijt?

Nou dát wil ik kwijt. Dat de mensen best wat vaker naar de kerk mogen gaan. Ik ben nu al blij als ze iemand in de familie laten dopen.

Als het slecht gaat dan zit de kerk in een keer helemaal vol, maar als het goed gaat kunnen ze beter ook blijven bedanken. Onze lieve heer wil ook wel eens bedankt worden! Dus dat zouden meer mensen moeten doen, dan zou de wereld er mooier uit zien. 

Alie Kroon en Annie van Wijk 40 jaar in dienst

Alie Kroon en Annie van Wijk zijn 40 jaar in dienst! Een mijlpaal! We stellen hen enkele vragen over hun begintijd bij Sint Nicolaashof.

Annie van Wijk-Koning (57)

Is in dienst getreden op 2 januari 1976 bij Sint Nicolaashof. Annie was toen 16 jaar. Annie werkt in de Kloosterhof en af en toe in de flats. Voordat ze in dienst kwam van Sint Nicolaashof, werkte ze in een kapel bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam. Met haar zus ging ze naar zuster Dominique voor een baan in de huishouding in Volendam, maar die had iemand in de verpleging nodig en zo is Annie in de verpleging 'gerold'.

Alie Kroon-Mooijer (55)

Is op 31 mei 1976 bij Sint Nicolaashof in dienst getreden. Alie was toen ook pas 16 jaar. Daarvóór had ze daar al een jaar stage gelopen als 15-jarige in de huishouding. Ze werd daarna gevraagd voor de verpleging. Vroeger heeft Alie 'in de wijk' gewerkt, nu in de Kloosterhof en in de flats. Dat vindt ze ook het mooie van haar werk. Geen dag is hetzelfde! 

Wie was jullie eerste baas?
Annie en Alie: Dat was voor ons allebei zuster Marie-Dominique. Zuster Dominique had nog een assistent. Dat was zuster Theofrida. Ze werd door iedereen 'zwartoogie' genoemd.

Kunnen jullie iets vertellen over die begintijd?
Annie en Alie: Je moet het zo zien dat het in die begintijd erg streng was. Het was streng voor het personeel, het belangrijkste waren de bewoners/de patiënten. De bewoners/patiënten waren haar álles. Toch kun je daar je mening over hebben, maar Zuster Dominique ging overal over. De technische dienst, verpleging, de inrichting van de kasten was perfect, enzovoorts. Ze was heel streng, maar ze had echt alles op orde. Het moest niet gebeuren dat je vijf minuten te laat kwam. Het maakte niet uit door welke deur je even te laat kwam. Ze wist het! Je moest ook altijd bezig zijn en je mocht niet zitten. Als je even niks deed en ze zag je, dan kwam ze binnen en pakte meteen een stofdoek voor je. Luie mensen, daar hield zuster Dominique niet van. 

Annie van Wijk en Alie Kroon
Annie van Wijk en Alie Kroon

Alie: Ik heb nog een periode gehad dat ik weg wilde. Ik wilde liever wat anders leren (dat was op het moment dat ik nog in de huishouding zat) dus ik stapte naar zuster Dominique. Toen was ik een jaar op 15/16. 'En wat wil je dan gaan doen?' Vroeg zuster Dominique. Mijn antwoord was dat ik ander werk wilde gaan doen in een ander gebouw met ander personeel.

Nou, zei zuster Dominique, daar verderop komt binnenkort een nieuw gebouw. Daar komt ander personeel te werken en dan kom je in de verpleging in plaats van

in de huishouding, dus dan is alles anders. Daar stond ik dan met open mond, toen ben ik maar gebleven en dat is inmiddels 40 jaar geleden.

Er werkten ook nonnen mee. Het oude bejaardentehuis zat vast aan het klooster met kleine aanleunwoningen. Vanuit het klooster kon je binnendoor rechtstreeks bij het bejaardentehuis naar binnen. De nonnen waren goede 'leermeesters'. Ze waren schoon. Ze hadden alles op orde. Ze hadden een grote taakomschrijving en inzet. Alles ging zoals zij het wilden hebben.

Hadden in die tijd de zusters het voor het alleen voor het zeggen of mochten jullie je ook bemoeien met de zorg?
Alie: Je mocht je helemaal nergens mee bemoeien. Het was heel streng. Het was zelfs zo streng dat tijdens mijn ondertrouw (Alie) mijn man op bezoek kwam en buiten in de kou moest wachten, hij mocht het gebouw niet in.

Er was orde en regels, daar zorgden de zusters voor. Alles was schoon en netjes. Ondanks dat de zusters streng waren voor het personeel was er toch veel gezelligheid. De bewoners/patiënten waren gewoon het belangrijkste, dat was het uitgangspunt.

Het was hard werken. Je moest doen wat er gezegd en opgedragen werd, maar we lachten veel. We hadden erg veel 'schik', juist omdat het zo streng was. Je was er volledig voor de bewoners.

De aanleunwoningen in deze vorm dateren van de jaren ’90 van de vorige eeuw. Verleenden jullie ook zorg in de oude aanleunwoningen?
Annie en Alie: Jazeker, dat waren die huisjes waar nu de toren van de Gerardusstraat staat. De mensen daar hadden een belsysteem en als ze die gebruikten kwam die bel bij ons binnen en gingen we erheen.

De aanleunwoningen in de Gerardusstraat staan ongeveer op dezelfde plek als de oude aanleunwoningen. Die vier losse huisjes die ervoor staan, zijn er later bij gekomen. 

Zijn er markante bewoners die jullie je herinneren en waarom?

Gaartje Blark was heel opvallend. Ze geloofde bijvoorbeeld altijd nog in Sinterklaas. Sommige bewoners gingen nog verkering zoeken in het bejaardentehuis. Ja echt! Dat hebben we ook meegemaakt. Als je plotseling in een kamer kwam, stonden twee oudjes te zoenen.

Mevrouw Peek, de tante van Johnny Jordaan, stofte de hele dag alles af in het gebouw. Ze kwam dan aan het eind van de dag haar loon ophalen. Ze had immers de hele dag gewerkt! Groot voordeel van het verblijf van mevrouw Peek was dat Johnny Jordaan hier af en toe kwam optreden.

Kunnen jullie verbeteringen noemen van de laatste tijd?
Annie en Alie: Het is moderner, de kamers zijn mooier en groter. Iedereen heeft een eigen verblijf en eigen douche. Bewoners wonen zelfstandiger en worden hierdoor ook gestimuleerd om zelf meer te doen. Er is ook meer privé voor bewoners. En er zijn meer mogelijkheden, zo kan er gebruik gemaakt worden van fysiotherapie en dagopvang. Naast de fysiotherapie en dagopvang wordt er meer activiteiten georganiseerd zoals met Pasen, Pinksteren, optredens, bingo en er worden films gedraaid. En natuurlijk dat je 's avonds nog even een koppie kan drinken in restaurant De Botter.

Wat we ook als verbeterpunt ervaren is dat de bewoners mondiger zijn geworden dan vroeger. Het is vast nog herkenbaar dat oudere mensen bang waren voor de dokter, het is een goede vooruitgang dat dat nu anders is! 

Wat is weggeraakt en zouden jullie graag weer terug willen?
Annie en Alie: Soms zouden we wel een deel van de goede oude tijd terug willen. Het grote voordeel van het Kloosterhof zijn de luxe en mooie appartementen, maar de deuren bij de bewoners zijn gesloten. Daardoor is er wat warmte en gezelligheid voor de mensen weggevallen. Vroeger stonden de deuren namelijk bij iedereen open. Iedereen kon bij elkaar naar binnen lopen. Dus die deuren open, de gezelligheid, er was een zitje voor de bewoners, de band die de mensen daardoor met elkaar kregen, dat wordt gemist.

Hoe lang moeten jullie nog werken en gaan jullie door tot het eind?
Anie en Alie: Dat hopen we van wel! Ons werk is een belangrijk onderdeel van ons leven en het is dankbaar werk. We genieten echt van ons werk. Het werken met oude mensen en zeker ook met bewoners die langzamerhand meer ‘in de war‘ raken is iets moois, dat is niet uit te leggen.

Het is een deel van je leven, alles uit die tijd weten we nog. De kermissen die we mee hebben gemaakt. Prachtig. Eigenlijk hebben we alles meegemaakt. De kleine kamertjes, vervolgens twee mensen op een kamer, daarna alle vernieuwingen en je ziet ook gebeuren dat sommige dingen weer terugkomen. De mensen die nu binnenkomen kennen wij al omdat hun ouders hier ook al zaten. Dat kun je jezelf toch bijna niet voorstellen?

Willen jullie zelf nog iets kwijt?

We hopen in ieder geval dat we het lang mogen blijven doen!

Door Denise de Boer

Your caption text here